INSCHRIJVING IN HET NAAMREGISTER
Ingevolge artikel 2 van het Reglement op het Naamregister zijn
de navolgende filmtitels in het Naamregister ingeschreven. Deze
titels werden per circulaire ter kennis gebracht aan de leden-
iilmverhuurders. Hiertegen werden geen bezwaren ingediend.
Datum waarop
Naam houder
inschrijving
Titels waaronder de films in
exploitatie
verzocht is:
Nederl. worden uitgebracht:
rechten
1
Maart 1955
Achter het bamboegordijn1)
Centrafilm
1
Cinderella -)
Standaard
O
Ik ben er kapot van
Rank
5
30 dagen corvee
Spiendal
7
De misstap van een moeder3)
Filmtrust
7
Vrouwen in de nacht
Nova
8
Jacht op het groene vuur
M.G.M.
8
Zij allen waren schuldig
M.G.M.
10
De zoon van Caroline Cherle
Spiendal
11
Een rustdag in Leningrad
Royal Film
12
Meisjesvoor Tanger
City-Film
14
Alhet geluk op aarde
Meteor
15
Liefde, hartstocht en fantasie
Spleudal
15
De sneeuw was vuil
Spiendal
16
en zij leefden lang en
gelukkig
Nova
16
De laatste der Sioux
Universal Int.
17
Het plateau des doods
Warner
17
Ruiters van de nacht
Warner
17
il
Triana-club
Meteor
21
y,
Three ring circus
Paramount
24
I'apaveri
Nederland
25
II II
Menselijke begeerte
Europa
26
Het meisje van buiten
Paramount
29
Die man is gevaarlijk
Nederland
29
11 I-
Plotseling 7 dochters
Europa
30
V 11
Brood, liefde en jaloezie
Standaard
30
Jammer dat ze 'n canaille is
Standaard
30
Siegfried
Europa
30
Stormy wheather
Fox
30
Het teken van Venus
Standaard
Vera Cruz
Nova
30
Laurel Hardy als brokken
31
II
piloten
Express
1
April
Operatie Tirpitz
Rank
1
ii ii
De Pickwick Club
Rank
1) Hiermede vervalt de titel: Vrouwen in Shanghai
Assepoester
ii ;i -, Regina; de roman van een
vrouwenleven
-1) -.1 Laurel Hardy in het Vreemde
lingenlegioen
DE COMMISSIE VAN GESCHILLEN (EERSTE KAMER) van
de Nederlandsche Bioscoop-Bond heeft de volgende arbitrale von-
n issen gewezen
Inzake:
N.V. BOUW- EN HANDELMAATSCHAPPIJ „HET BINNEN
HOF VII", gevestigd te 's-Gravenhage, exploiterende het Roxy
Theater aldaar en kantoor houdende aldaar aan de Boekhorst-
straat 102, eiseres, contra
.1. ARTHUR RANK FILMMAATSCHAPPIJ N.V., gevestigd te
Amsterdam en kantoor houdende aldaar aan de Weteringschans 28,
gedaagde.
De Commissie van Geschillen (Eerste Kamer) van de Neder
landsche Bioscoop-Bond, volgens de Statuten en het Arbitrage
Reglement van die Bond benoemd en aangewezen als arbitrage
college voor de beslechting van geschillen tussen leden van de
Bond:
IN AANMERKING NEMENDE:
dat eiseres bij request d.d. 14 Januari 1955 een geschil tegen
gedaagde heeft aanhangig gemaakt, van welk request een afschrift
aan dit vonnis is gehecht en dat beschouwd wordt als hier te zijn
ingelast
dat de Commissie partijen heeft opgeroepen tot haar zitting
gehouden op Woensdag, 2 Februari 1955 op het Bondsbureau Jan
Luykenstraat 2 te Amsterdam;
dat aldaar verschenen zijn de heer M. S. Schaap, directeur van
eiseres, en de heer J. Weening, directeur van gedaagde;
dat de heer M. S. Schaap namens eiseres in hoofdzaak heeft
verklaard, dat gedaagde met haar brief van 19 October 1954 aan
eiseres heeft medegedeeld, dat door het verstrijken van de opzeg,
gingstermijn van 1 October 1954 de tussen partijen bestaande over
eenkomst inzake het wekelijks journaal „De Wereld van Week tot
Week" met een jaar was verlengd; dat eiseres hiertegen bezwaar
heeft gemaakt, omdat zij destijds het journaal slechts voor één jaar
had gehuurd met het uitdrukkelijk beding, dat partijen elk jaar ter
zake van de verlenging der overeenkomst met elkaar in overleg
zouden treden, hetgeen in het jaar 1954 niet is gebeurd; dat
weliswaar dit laatste slechts mondeling is afgesproken, maar dat
gedaagde zich in vorige jaren daaraan wel gehouden heeft; dat
eiseres verder gedaagde te kennen heeft gegeven, dat zij niet bereid
is dl journaalovereenkomst te verlengen; dat gedaagde de jonrnaal-
films ook na 1 Januari 1955 aan eiseres heeft gezonden, die echter
geweigerd heeft deze te vertonen of te betalendat gedaagde des
ondanks ingevolge artikel 10 der Bondsvoorwaarden een klacht
tegen eiseres bij de Filmhuurschuld-Commissie heeft ingediend,
weshalve deze Commissie eiseres heeft gesommeerd het door ge
daagde gevorderd bedrag en de gespecificeerde opgave der recette
alsnog binnen drie dagen te betalen respectievelijk in te dienen
dat eiseres derhalve overeenkomstig aritikel 11 der Bondsvoor
waarden ter voorkoming van een boycotbesluit, als bedoeld in
artikel 14 dezer voorwaarden, het geschil bij de Commissie van
Geschillen heeft aanhangig gemaakt; dat eiseres de Commissie
verzocht heeft uit te spreken, dat de door gedaagde bij de Film
huurschuld-Commissie ingediende klacht en de daarop gevolgde
sommatie dezer Commissie ongegrond zijn;
dat de heer J. Weening namens gedaagde hiertegen in hoofd
zaak heeft aangevoerd, dat in de tussen partijen bestaande over
eenkomst d.d. 13 Juni 1952 inzake de verhuur en huur van het
wekelijks verschijnend wereldnieuws „De Wereld van Week tot
Week" voor het tijdvak van 2 Januari 1953 tot 1 Januari 1954, is
bepaald: „Indien het journaal-contract niet drie maanden voor
beëindiging door huurder of verhuurder per aangetekend schrijven
wordt opgezegd, wordt het journaalcontract tegen de bovenstaande
voorwaarden steeds automatisch met een jaar verlengd"; dat het
contract slechts weinige andere clausules bevat en dat de verlen
gingsbepaling duidelijk en opvallend in het contract is vermeld;
dat alle journaalleveranciers reeds gedurende vele jaren in al hun
contracten eenzelfde verlengingsclausule hebben opgenomen en dat
het bestaan van deze clausule bij de leden van de Nederlandsche
Bioscoop-Bond dan ook algemeen bekend is; dat de onderhavige
overeenkomst voor het jaar 1954 is verlengd en dat eiseres het
contract niet per aangetekend schrijven vóór 1 October 1954 heeft
opgezegd, zodat reeds daarom de overeenkomst verlengd is tot
1 Januari 1956; dat in het contract verder is bepaald: „Mondelinge
afspraken met wie dan ook, die niet door het kantoor schriftelijk
zijn bevestigd, zijn ongeldig"; dat een buiten werking stelling van
de opzeggingsclausule tussen partijen niet is overeengekomen en
dat gedaagde dat dan ook nimmer schriftelijk heeft bevestigd; dat
eiseres gedaagde ten onrechte verwijt, dat zij in 1954 vóór 1 October
geen overleg met eiseres over de verlenging van het contract heeft
gepleegd; dat gedaagde geen verplichting tot het plegen van dit
overleg heeft aanvaard en dat voor zover een gedachtenwisseling
tussen partijen gewenst zou zijn geweest, zulks niet mogelijk was
wegens een lang verblijf buitensland van eiseresses directeur;
dat de heer Schaap namens eiseres voorts in hoofdzaak heeft
verklaard, dat gedaagde bij afwezigheid van eiseresses directeur
overleg had kunnen plegen met haar bedrijfsleider; dat gedaagde
op eiseres ongeoorloofde pressie heeft uitgeoefend dooi' het ver
huren van hoofdfilms afhankelijk te stellen van het afsluiten van
het journaalcontract; dat gedaagde overigens haar belofte inzake
de levering van hoofdfilms niet is nagekomen;
dat de heer YVeening namens gedaagde hiertegen in hoofdzaak
heeft aangevoerd, dat gedaagde niet heeft geweten, dat eiseres van
plan was het journaalcontract op te zeggen, zodat er voor gedaagde
geen reden was met eiseres in overleg te tredendat gedaagde de
levering van haar hoofdfilms aan eiseres niet afhankelijk heeft
gesteld van het afsluiten van het journaal-contract;
OVERWEGENDE:
dat beide partijen lid zijn van de Nederlandsche Bioscoop-Bond
en dat ingevolge artikel 32 der Statuten en artikel 1 van het Arbi
tragereglement van de Nederlandsche Bioscoop-Bond alle geschillen
24