Belasting op vermakelijkheden
Assen
Bergen op Zoom
Sedert het verschijnen van de vorige aflevering van
dit orgaan hebben de raden van onderstaande gemeen
ten besloten tot wijziging van de verordeningen tot
heffing van een belasting op vermakelijkheden of zijn
in deze gemeenten wijzigingen in werking getreden
krachtens reeds eerder genomen besluiten.
Burgemeester en Wethouders van Assen hebben de Raad
dezer gemeente voorgesteld de belasting voor gewone film
voorstellingen te verlagen tot 20 zodat dit tarief gelijk
zal zijn aan dat voor toneel-, muziek- en zanguitvoeringen.
voordrachten, tentoonstellingen enz.
De Raad heeft dit voorstel in zijn op Donderdag 15
Maart j.1. gehouden vergadering aanvaard.
De gewijzigde verordening zal in werking treden op de
dag volgende op die, waarop het bericht van de Konink
lijke goedkeuring zal zijn ontvangen.
Na een debat, dat uren duurde, heeft de Raad van de
gemeente Bergen op Zoom in zijn op Vrijdag 23 Maart j.1.
gehouden vergadering onder grote belangstelling op de
publieke tribune een initiatiefvoorstel van het Raadslid
de heer W. Broekmans aangenomen, waarbij de vermake-
lijkheidsbelasting op de gewone filmvoorstellingen van
35 werd verlaagd tot 25 Dit Raadsbesluit werd een
succesvolle bekroning van het onvermoeide streven naar
opheffing van het discriminatoire onderscheid in belas
tingheffing dat in deze gemeente een der weinigen in
ons land ten opzichte van de film nog bestond.
Reeds op 9 September 1954 hadden de in deze gemeente
gevestigde exploitanten zich met een request tot het Col
lege van Burgemeester en Wethouders gewend, waarin
verzocht werd de Raad voor te stellen het abnormale be
lastingtarief van 35 voor filmvoorstellingen te herzien,
alsmede Nederlandse films van de heffing vrij te stellen.
Het College antwoordde op 23 November d.a.v. geen aan
leiding te hebben gevonden voor een zodanig voorstel.
Op 7 Maart 1955 richtten de plaatselijke exploitanten
zich lot de Raad met een hernieuwd verzoek, waarop door
Burgemeester en Wethouders per 12 Juli 1955 een afwij
zend prae-advies werd uitgebracht. Daarop wendden de
exploitanten zich op 27 Juli met een nota tot de Raad.
waarin zij de geforceerde argumenten van het College op
duidelijke wijze weerlegden en concludeerden, dat er geen
enkele reden was, waarom hun bedrijven blijvend in een
fiscale uitzonderingspositie zouden moeten worden ge
plaatst. Zij gaven te kennen zich door de houding van
het gemeentebestuur op hoogst onrechtvaardige wijze be
handeld te achten, meenden nadrukkelijk te moeten ver
klaren zich bij deze houding van het gemeentebestuur niet
te kunnen neerleggen en uit de hen ten deel vallende be
handeling gepaste consequenties te moeten trekken. Zij
deden nogmaals een dringend beroep op de Raad op hun
request dd. 7 Maart naar billijkheid Ie willen beslissen.
Op 19 Augustus vond een bespreking plaats tussen de
Wethouder van Financiën, de heer A. Houtman, en de
heer J. C-. J. Bosman, Directeur van de Nederlandsche
Bioscoop-Bond, welke organisatie zich op 8 September
d.a.v. met een uitvoerig en gedocumenteerd schrijven tot
genoemde VI ethouder richtte en op grond daarvan Ier
ondersteuning van de verzoeken der plaatselijke bioscoop
ondernemers een dringend beroep op deze magistraal deed
een verlaging der vermakelijkheidsbelasting te bevorderen
in navolging van de honderden gemeenten, die dit reeds
hadden gedaan.
Op dit schrijven werd voorlopig geen antwoord ont
vangen, maar per brief dd. 22 November en 20 December
1955 werd door Burgemeester en Wethouders van de
plaatselijke bioscopen alsnog een onderzoek in haar admi
nistratie verlangd. Dit werd door de exploitanten bij
schrijven dd. 31 December 1955 geweigerd onder beroep
op het centraal overleg, dat in 1953 en 1954 tussen de
Ministers van Binnenlandse Zaken en van Economische
Zaken, de Vereniging" van Nederlandse Gemeenten en de
Nederlandsche Bioscoop-Bond had plaats gevonden, welk
overleg tot het bekende door de betrokken Ministeries
ingestelde landelijke rentabiliteitsonderzoek van de bio
scopen had geleid. Dit onderzoek resulteerde in de uit
spraak van de Regering, dat de uitkomsten van het bio
scoopbedrijf geen discriminatoire behandeling wettigden.
Voorts betoogden de exploitanten terecht, dat het hef-
fingspercentage van de vermakelijkheidsbelasting niet
afhankelijk mag zijn van de financiële uitkom-ten hunner
bedrijven.
Burgemeester en Wethouders handhaafden in hun brief
van 17 Januari 1956 hun eis tot boekenonderzoek en gaven
het voornemen te kennen op het request van de exploi
tanten tot verlaging der belastingheffing aan de Raad
een afwijzend prae-advies te geven.
Inmiddels had de Bond op 28 December 1955 aan de
Wethouder van Financiën eveneens bevestigd, dat de
exploitanten van de bioscopen te Bergen op Zoom geen
aanleiding konden vinden om, nu het Rijksonderzoek naar
de positie van het bioscoopbedrijf was afgesloten, nog eens
een onderzoek van gemeentewege in hun administratie toe
te staan, te meer daar zij het verzoek ter zake van de
gemeente principieel onjuist achtten. De betrokken Wet
houder liet daarop per 11 Januari weten, dat deze wei
gering der exploitanten geen andere uitwerking kon heb
ben dan een versteviging van het door het College van
Burgemeester en Wethouders ingenomen standpunt. Van
Bondszij de werden daarop in een uitvoerig schrijven dd.
10 Februari 1956 aan de Wethouder van Financiën nog
maals de motieven, welke vóór een tariefverlaging en
tegen een individueel gemeentelijk boekenonderzoek
pleitten, uiteengezet, terwijl de exploitanten per 11 Fe
bruari ten antwoord op de eerder genoemde brief van
het College hun teleurstelling te kennen gaven over hel
feit, dat Burgemeester en Wethouders aan hun eis tot
boekenonderzoek bleven vasthouden, ondanks dat circa
90 c/< van de bioscoopondernemingen in Nederland door
de gemeenten met een verlaagd vermakelijkheidsbelasting-
tarief was tegemoet gekomen zonder dat in enig indivi
dueel geval boekeu waren overgelegd.
Op Vrijdag 24 Februari besloot de Raad overeenkomstig
het advies van het College de vermakelijkheidsbelasting
op bioscoopvoorstellingen te handhaven op het abnormaal
hoge percentage van 35.
13