De ontwikkeling van de kleurenfilm
Hoewel het streven om kleuren in de film toe te passen
oijna zo oud is als de film zelf, heeft de ontwikkeling
daarvan heel wat meer tijd gevergd dan de toepassing van
het geluid in de film. Van meet af aan werd door velen
het ontbreken van kleuren en geluid aan het zwart/witte
beeld als een groot gemis gevoeld. Daarom werden reeds
in de allereerste dagen van de film pogingen gedaan om
kleuren toe te passen. Men denke bijvoorbeeld aan de met-
de-hand-gekleurde fantasieën van Méliès, die een enorme
sensatie teweeg brachten in Europa en mogelijk nog grotere
in de Verenigde Staten. De verwachtingen waren in dit
laatste land daarom hoog gespannen, toen Charles Urban
in 1910 een kleurenfilm over Delhi naar de Verenigde
Staten bracht. Maar de veelbelovende toekomst voor de
kleurenfilm werd terstond afgesneden toen The Motion
Picture Patents Company deze film opkocht en de kleu
renfilm, zoals de film zelf een aantal jaren voordien, in
een voor haar ontwikkeling uiterst ongunstige patentoorlog
werd gewikkeld.
In de twintiger jaren begonnen er een aantal kleuren
films te verschijnen. Maar deze waren zo ruw getint, dat
het publiek er zich van af keerde. Bovendien waren de
Amerikaanse filmproductiemaatschappijen er in die dagen
even weinig op gesteld om kleuren toe te passen als geluid,
omdat zij hiervan slechts een verhoging van het kosten-
budget vreesden, welke verhoging naar zij meenden
in geen verhouding zou staan tot het succes wat ermede te
behalen viel. Geleidelijk ontstond in het Amerikaanse film
bedrijf de vreemde situatie, dat bijna iedere productie
maatschappij van betekenis „in het geheim" experimen
teerde met kleur zowel als met geluid, er van overtuigd
was, dat men mettertijd wel tot een toepassing daarvan zou
moeten overgaan voor de moeilijkste technische pro
blemen had men voor die tijd redelijke oplossingen gevon
den maar aarzelde en maar bleef afwachten. Tot over
maat van ramp begon het Amerikaanse filmbedrijf in 1927
vrij plotseling de gevolgen van een over de gehele wereld
optredende economische „crisis" te ondervinden. In het
zich tot dat tijdstip in stijgende lijn bewogen hebbende
bioscoopbezoek trad een ernstige terugloop in, welke al
thans voor een der maatschappijen aanleiding werd om tot
handelen over te gaan. In een snel tempo lanceerden
Warner Brothers in Augustus en September van dat jaar
enige films met muziek en geluidseffecten en op 6 October
daaraanvolgend „The Jazz Singer", de eerste speelfilm met
muziek èn dialoog, die onmiddellijk een daverend succes
werd.
Het succes van „The Jazz Singer", dat op het Ameri
kaanse filmbedrijf ongeveer het effect had van een bom-
inslag, gaf aanleiding tot een algemene jacht van de
filmproductiemaatschappijen op de rechten van nieuwe
uitvindingen teneinde te voorkomen, dat zij nogmaals zou
den worden „verrast" door successen van concurrenten.
Feitelijk werd al in die tijd tegen het einde der
twintiger jaren de grondslag gelegd voor wat wij nu
de nieuwe technische ontwikkeling" plegen te noemen.
De reeds eerder ondernomen experimenten betreffende
„diepte en breedte van het beeld" werden in de algemene
drang naar vernieuwing met kracht voortgezet. Er werd
geëxperimenteerd met filmformaten variërende van 55 tot
70 mm. Men denke slechts aan het Fox Grandeur systeem
en de speciaal geconstrueerde camera's van R.K.O., Para-
mount en Metro-Goldwyn-Mayer. Na enige jaren bleek
het filmen met „The Big Negative" evenwel niet te vol
doen aan de verwachtingen, wat ten dele te wijten was aan
de tekortkomingen van de toenmalige optiek en projectie-
apparatuur. De ongeduldige productiemaatschappijen heb
ben deze plannen toen maar ad acta gelegd, totdat ze
weer uit het stof te voorschijn werden gehaald door een
nieuwe „explosie", namelijk Cinerama's sensationele ver
schijning in Broadway, bijna op de dag af vijfentwintig
jaar na het debuut van „The Jazz Singer".
Van al die uitvindingen waarmede men in die tijd
aan het einde der twintiger jaren dus experimenteerde
voorspelde men voor de kleurenfilm de beste toekomst. En
weer waren Warner Brothers hun concurrenten een kop-
lengte voor met de eerste „all-talking all-color" film ,.0n
with the Dance". Maar deze nog vrij ruwe kleuren vielen
zo min in de smaak van het pubiek als van de critici. Er
werden andere pogingen ondernomen, die evenmin succes
hadden, zodat het er op begon te lijken, dat men de kleu
renfilm voorgoed in de steek zou laten.
Maar de wetenschappelijke werkers waren niet ontmoe
digd en in 1932 ontwikkelde Technicolor, die al sedert
1917 bestond, een succesvol driekleuren procédé rood,
blauw en geel in plaats van rood/groen welk systeem
met succes door Walt Disney werd gebruikt in de filmpjes
„Flowers and Trees" en „Three Little Pigs". In het vol
gende jaar werd dit kleurenprocédé voor de eerste keer
toegepast bij het filmen van een dramatisch gegeven na
melijk „La Cucaracha", welk filmpje een unieke verschij
ning was omdat een kunstenaar- ontwerper zowel als een
man van wetenschap de toepassing en uitwerking der kleu
ren verzorgd hadden. Dit filmpje was de eerste duidelijke
demonstratie van de mogelijkheden, welke in de toepassing
van kleuren schuilen, en het werd kort daarop gevolgd
door „Becky Sharp", een verfilming van Thackeray's „Ker
mis der IJdelheid", wat in de ontwikkeling wederom een
stap vooruit betekende, aangezien nu alle maatschappijen
overgingen tot de toepassing van kleuren voor speelfilms.
Zoals reeds opgemerkt laat het probleem van de toepas
sing van kleuren in de film een veel langzamere ontwik
kelingsgang zien dan de toepassing van het geluid. De
kleurenfilmtechniek heeft veel meer tijd nodig gehad om
zich te ontwikkelen dan het geluid, hoewel de kleur veel
eerder dan het geluid bij de film werd toegepast. Twee
factoren hebben in hoofdzaak tot de snellere ontwikkeling
van de geluidsfilm bijgedragen, een economische en een
artistieke. Toen het geluid zijn intrede deed, bracht de
heftige concurrentiestrijd de filmmaatschappijen er toe om
samen te werken teneinde de geluidstechniek te verbeteren
en te standaardiserenwetenschappelijke medewerkers kre
gen ieder de gelegenheid om hun ideeën te poolen, opdat
deze ontwikkeling zo snel mogelijk zou verlopen. Boven
dien werd het geluid toegepast door kunstenaars en wer
den er speciale auteurs in dienst genomen om dialogen te
schrijven en speciale regisseurs om de feitelijke toepassing
te realiseren. Cameralieden, geluidstechnici, regisseurs,
acteurs, allen werkten tezamen om het geluid zo kunst
zinnig en zo goed als vaklieden en wetenschappelijke
medewerkers maar konden, toe te passen.
De omstandigheden die de ontwikkeling van de kleuren
film beïnvloedden, waren echter totaal verschillend. Op de
22