Collectieve film propaganda Photokina 1956 Raad voor Filmcultuur van het aantal films bieden, maar clan niet op de wijze zoals thans door het bestuur van de Biënnale te Venetië is voorgesteld, namelijk door selectie door middel van een keuzecommissie. De Duitse vakbladen zijn liet er over eens. da! ieder deelnemend land het recht moet hebben één speelfilm landen met een grote productie desnoods twee films naar eigen keuze in te zenden en dat slechts wanneer ei daarboven meerdere speelfilms per land worden inge zonden daaruit door een selectiecommissie van de festival leiding een keuze moet worden gedaan. In elk geval. betogen zij, dient men te voorkomen dal er in 1957 in twaalf dagen wederom zevenendertig of meer speelfilm- vertoond worden. Het is een opmerkelijk verschijnsel, dat in onderschei den landen bijna tegelijkertijd door het filmbedrijf een onderzoek wordt gepropageerd naar wegen en middelen om het bioscoopbezoek te stimuleren. Dit is ook in Duits land het geval, hoewel men daar nog niet over terugloop van het bioscoopbezoek te klagen heeft. Het beginsel van collectieve propaganda, zowel hori zontaal als verticaal, is in de kringen buiten het film bedrijf algemeen bekend, maar heeft tot dusver bij het filmwezen nog maar weinig toepassing gevonden. Uiter aard is het distribueren en exploiteren van een bepaalde film een kwestie die feitelijk een bepaalde producent, een of meer verhuurders en een beperkte groep van exploi tanten aangaat, maar „de film" in het algemeen is een zaak van het gehele filmbedrijf. Natuurlijk wil men voor de individuele film reclame blijven maken zoals voorheen al meent men dat ook deze propaganda soms voor verbetering vatbaar kan zijn maar daarnaast wil men zich bezinnen op de mogelijkheden om „de film" collectief te propageren. Op instigatie van de exploitanten heeft de koepel organisatie van het Duitse filmbedrijf (SPIO) een propa- gandacommissie in het leven geroepen, waarin deskundigen uit de vier grote bedrijfstakken zitting hebben. Deze commissie kwam al spoedig tot de opvatting, dat men bij een collectieve propaganda een spaarzaam gebruik dient ie maken van advertenties en strooibiljetten, omdat deze „klassieke" filmreclamemiddelen door het bedrijf voor de individuele filmreclame reeds in zodanige omvang worden gebruikt dat het nut van hun toepassing voor een collec tieve propaganda op zijn minst genomen problematisch moet zijn. Deze opvatting werd door de besturen dei- bedrijfsorganisaties gedeeld en de propagandacommissie kreeg daarom de opdracht voorstellen uit te werken, welke in hoofdzaak gebaseerd zijn op de binnen de diverse be drijfstakken realiseerbare mogelijkheden. Deze voorstellen werden uitgewerkt naar de volgende algemene richtlijnen: 1) een rechtstreekse propaganda lot filmbezoek in de bioscopen en door de exploitanten; 2) onderzoek en ver betering van de propaganda in het openbaar, voorname lijk in samenwerking tussen verhuur en exploitatie; 3) be vordering van gesprekken over en rondom de film; 4) in dividuele benadering van bevolkingsgroepen, welke zich van de film afzijdig houden of nog niet voor de film ontsloten zijn. In het kader van deze richtlijnen wordt op het ogenblik onder meer een enquête onder de bioscoopexploitanten gehouden, waarin onder andere vragen worden gesteld over hetgeen aan propagering van het filmbezoek in hel algemeen en in het bijzonder onder de nog niet voor het filmbezoek ontsloten bevolkingsgroepen wordt gedaan. Voorts zijn aan de orde: het uitgeven van korte samen vattingen in boekvorm over doelmatige reclamemiddelen en propagandistische mogelijkheden; het benutten van buitenlandse reclamemethodende vorming van een „Werkgemeenschap Reclame Verhuur-Exploitatie"; het instellen van plaatselijke propagandacommissies onder meer voor bijzondere manifestaties; nauwe samenwerking met de dagbladpers; trailers; het organiseren van een filmtentoonstelling; hel samenstellen van materiaal voor scholen Ier verdieping van het begrip „filmkunde"; het organiseren van reeksen van lezingen enz. I il deze beknopte opsomming blijkt reeds, dat aan dit plan een gemeenschappelijke propaganda in de eigenlijke zin van het woord ten grondslag ligt, namelijk het streven om het algemene belang in de toekomst als maatslaf aan te leggen. In menig opzicht zal dit een wijziging van standpunten eisen. Het zal misschien nodig zijn vertrouwde propagandamethoden op haar deugdelijkheid te onder zoeken mei het oog op de mogelijkheid, dat het publiek tengevolge van zich wijzigende omstandigheden nieuwe eisen aan film en filmvertoning zal gaan stellen. Men behoeft er daarbij niet aan te twijfelen dat de bioscoopexploitant, die door zijn ervaring in de dage lijkse omgang met alle kringen van de bevolking als de belangrijkste „contactman" met het publiek moet worden beschouwd, in deze plannen tot gemeenschappelijke propaganda de belangrijkste plaats zal innemen. Steeds meer wordt de F h o t o k i n a, de tweejaarlijkse Internationale Folo- en Filmtentoonstelling te Keulen, een punt waar alle kringen van de fotografie en de cinemato grafie uit de gehele wereld elkaar ontmoeten. Deze ten toonstelling, welke in 1954 door meer dan 200.000 per sonen werd bezocht, toont alle technische vindingen en nouveauté's op film- en fotogebied en breidt zich nog steeds uit. Dit jaar zal de Photokina van 29 September tot 7 Octo- ber worden gehouden, terwijl hel Vle Internationale Kleurenfilmcongres op 27 en 28 September plaats zal vinden. Fnige tijd geleden werd te München de „Deutsche R a t f r F i 1 m k u 1 l u r" in het leven geroepen, als de koepelorganisatie van de belangrijkste niet-commereiële instellingen, welke in Duitsland op filmcultureel gebied werkzaam zijn, te weten: Deutsche Cesellschaft für Film- wissenschaft, Deutsches Institut für Film und Fernsehen. Deutscher Volkshochschulverband. Filmarbeitsgemein- schaflen au den deutschen Hochschulen, Filmwerk der Evangelischen Kirche, Freunde der Gilde deutscher Film kunsttheater, Gilde deutscher Filmkunsttheater, Hambur ger Cesellschaft für Filmkunde, Kirchliche Hauptstelle für Bild- und Filmarbeit en Verband der deutschen Film- clubs. De raad stelt zich ten doel a) de coördinering van gelijkgerichte of elkaar aan vullende werkzaamheden van de organisaties en instel lingen, welke zich de bevordering van alle kunstzinnige, ethische, paedagogische en wetenschappelijke mogelijk heden van de film tot taak hebben gesteld b) de ondersteuning van deze organisaties en instel lingen in haar bemoeiingen om de culturele waarden van de film voor het publiek te ontsluiten; 15

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1956 | | pagina 16