De taak van de filmkeuring merendeel der bioscoopondernemers, die ook indien zij daartoe strikt genomen niet verplicht waren, deugdelijke veiligheidsmaatregelen namen daarbij redenerende: „voor komen is beter dan genezen". Het mag hier zeker gezegd worden, dat de technische inspectie die na de tweede wereldoorlog van Bondswege met kracht ter hand is ge nomen ook op dit terrein zeer veel nuttig werk heeft ge daan. Er werd voortdurend naar gestreefd de meergenoem de aanbevelingen zoveel mogelijk uniform toe te passen. Dit streven, gepaard aan de vakopleiding van de opera teurs, waarbij uiteraard eveneens grote aandacht werd be steed aan de verantwoordelijke taak, welke de operateur ten opzichte van de veiligheid van het publiek heeft, leidde ertoe dat in de afgelopen tien jaren geen ongevallen van belang voorkwamen. Zoals uit het voorafgaande reeds is gebleken, gelukte dit echter niet steeds met behulp van adviezen, voorlichting of zachte aandrang. In sommige gevallen waar sprake was van een beslist gevaarlijke situatie bijv. door het ont breken van een deugdelijke cabine, onvoldoende of niet functionnerende beveiligingsmiddelen, de afwezigheid van behoorlijke vluchtwegen, grote risico's van kortsluiting e.cl. en de ondernemer zich ondanks alle waarschuwingen bleef excuseren met de mededeling, dat alles toch steeds goed was gegaan, moest tenslotte met harde hand worden opgetreden. Zulks diende dan niet alleen om ongelukken ter plaatse te voorkomen, maar zeker ook uit een oogpunt van algemeen belang, omdat een bioscoopramp van enige betekenis zeker zijn terugslag op het gehele land zou hebben gehad en tot zwaardere voorschriften zou hebben kunnen leiden. Gelukkig waren dit uitzonderingen en was in verreweg de meeste gevallen een eenvoudige raadgeving genoeg om het gewenste resultaat te bereiken. Het stemt tot voldoening dat het door deze soepele interne regelingen, gebaseerd op het verantwoordelijkheidsbesef van de in dividuele ondernemers, in de loop der jaren nergens tot Overheidsingrijpen is gekomen. Met het verschijnen van het moeilijk ontvlambare 35 mm filmmateriaal, nu al weer ruim 4 jaar geleden, kwam het einde van al deze cabineproblemen in zicht. En het spreekt wel vanzelf dat toen duidelijk werd, dat, wanneer binnen afzienbare tijd de gevaarlijke nitraatfilm geheel zou zijn verdrongen door de ongevaarlijke acetaatfilm, de bakens geleidelijk zouden kunnen worden verzet. Thans zijn wij zover dat vrijwel alle films op het nieuwe mate riaal zijn afgedrukt, waardoor de cabine niet langer kan worden beschouwd als een ruimte met verhoogd brand gevaar. Het is een normale bedrijfsruimte geworden, waarin geen bijzondere risico's voor brand meer aanwezig behoeven te zijn. De eerder genoemde Rijksbrandweerinspectie heeft via een speciaal daartoe benoemde commissie, waarin ook hel bioscoopbedrijf was vertegenwoordigd, haar aanbevelin gen aan de gewijzigde omstandigheden aangepast, althans wanneer het gaat om cabines waarin uitsluitend gebruik wordt gemaakt van het moeilijk brandbare 35 mm film materiaal. Wij stellen ons voor in de volgende uitgave van dit orgaan een beschouwing te wijden aan de veranderingen, welke voor wat betreft de cabine hierdoor in de practijk zijn ontstaan. In een derde publicatie zullen dan de vei ligheidsmaatregelen voor bioscoopzalen en nevenruimten onder de loupe worden genomen. Deze laatsten hebben als gevolg van het verschijnen van het nieuwe filmmateriaal weliswaar weinig of geen ver andering ondergaan, maar zijn toch, of misschien juist daarom, zeker een nadere bespreking waard. In de inleiding van het even lezenswaardige als leer zame verslag over de werkzaamheden van de Centrale Commissie voor de Filmkeuring over het jaar 1955 zet de Voorzitter, Mr. D. Bijdendijk, uiteen waarom de Com missie het standpunt inneemt, dat zij zich bij de vervulling van haar taak voor het uitoefenen van enige censuur moet hoeden, de vertoning van films in het openbaar de meest mogelijke vrijheid dient te laten en slechts in sporadische gevallen haar veto uit zal spreken. ,,Er bestaat t.a.v. het begrijpen een zekere analogie tussen films en boeken", merkt Mr. Bijdendijk op. „Men denke bijvoorbeeld aan een roman als Le Père Goriot van Balzac ook in het Nederlands vertaald die een kind van ongeveer 14 jaar zonder bezwaar zou kunnen lezen, omdat hij er hoofdzakelijk een voorbeeld van ondankbaar heid van kinderen jegens hun vader in zal zien. Wanneer zulk een kind tol rijpere leeftijd gekomen, de roman her leest, zullen de gesprekken die de beruchte Vautrin houdt, voor de lezer een geheel andere betekenis krijgen dan eens het geval is geweest. De werken van Oltmans, Gullivers reizen, het oeuvre van Jules Veine of de boeken van Mark Twain worden door jeugdige personen slechts zeer ten dele begrepen omdat veel der pikanterie en van de ironie hun zal ont gaan en boven hun begripsvermogen ligt. Hetzelfde doet zich voor met talrijke films waarvan jongeren een be paalde betekenis niet kunnen zien. Aan het verschijnsel dat vele ouderen dit fenomeen van „la déformation par les mirois de la jeunesse" onvol doende kennen, moet het worden toegeschreven, dat ouders bepaalde films slechts door hun rijpere ogen bekijken, hetgeen ten gevolge heeft dat zij zich meermalen afvragen hoe een zekere film voor vertoning ook aan jeugdige per sonen kon worden toegelaten. Hierbij komt nog dat de ouders herhaaldelijk toelaatbaarheid van een film vereen zelvigen met geschiktheid en dit laatste is een maatstaf waarover uitsluitend de ouders of opvoeders van kinderen hebben te oordelen. Evenzeer blijkt ons vrijwel ieder jaar dat er nog steeds Nederlanders zijn die ernstige bezwaren koesteren tegen de toelating van films waarin zonde en allerlei misdaden een voorname plaats innemen. De aanhangers van deze opvatting verliezen naar onze stellige mening te zeer uit het oog dat films die als propaganda moeten dienen voor een goede moraal en waarin de goede mensen scherp zijn gescheiden van de slechte, niet alleen van geen waarde zijn voor het beoogde doel, doch zelfs hieraan slechte diensten bewijzen. „Et les soins défiants, les verrous et les grilles ne font pas la vertu des femmes, ni des filles," heeft een Franse dichter terecht opgemerkt. Hoewel een zeker messianisme de mens een paradijs be looft waarin vooral zijn materiële behoeften volledige bevrediging zullen vinden, leven wij nu eenmaal in een wrede, onbarmhartige wereld, vol van agressie, aanzetting tot gewelddaden, haat en onrecht. „Terreur sur le monde" is de titel van een helaas zeer actueel en lezenswaardig 25

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1956 | | pagina 25