Borculo prudentie dank zij bekwame adviseurs vrij aardig door heen heeft weten te slaan. Zo herinneren wij ons. dat een kleine twintig jaar ge leden zich plotseling de vraag voordeed of smalfilmvoor stellingen in café's onder de et vielen, welke vraag zonder meer door de minister in bevestigende zin is be antwoord op grond van de overweging, dat het formaat- waarop een film wordt vertoond noch de omstandigheid, dat de filmvertoning niet het voornaamste doel van ds onderneming was, afbreuk doen aan de toepasselijkheid der Wet. Het ware daarom juister geweest, dat de minister ongeacht een eventuele jurisprudentie, wat meer de nadruk had gelegd op de toepasselijkheid der Wet. Het apparaat, waarmede geprojecteerd wordt, doet eigenlijk niets af aan de aard en het karakter der voor stelling. Zodra het vertonen ener film in een bioscoop langs mechanische weg aan een bioscoopvergunning onderhevig is, aan keuringsnormen en alles wat de Wet en het Bioscoopbesluit ter zake bepalen, kan de vertoning om het scherp te stellen de vertoning van dezelfde film - kwalijk gedispenseerd zijn. omdat de ruimte niet bioscoop maar café heet en de projectie via een ander procédé, namelijk het electronische. geschiedt. Dit zijn omstandig heden, waarin zij, die met de uitvoering van de Wet zijn belast, zich niet hebben te mengen. Zou, om het anders te stellen, een caféhouder geen smalfilm zonder vergunning en keuringskaarten mogen projecteren, tenzij door middel van een televisie-apparaat? En met welk motief zou men de doorgaans voor dit doel slecht ingerichte cafézaal privilegiëren boven de bioscoop met haar gespecialiseerde outillage? Acht men dus de bioscoopexploitant, voorzover hij via televisie projecteert, niet aan de Wet onderworpen? En hoe zou men in de Zuidelijke gemeenten de bioscoop- exploitant aan een accoord gebonden kunnen achten, dat blijkbaar meer personen en gelegenheden zou betreffen dan films. Uit een oogpunt van rechtsbedeling lijkt ons dit een wonderlijke figuur; laat staan dat de doelstelling van het toezicht op het filmwezen via vergunning, keuring en nakeuring flink in het gedrang komt. Nu reeds doet zich de zonderlinge situatie voor, dat de ene burgemeester toelaat, wat de andere aan geteleviseerde films verbiedt en in het rayon van de nakeuring films. door de Televisiestichting gedistribueerd, bij voorbaat ge dispenseerd worden zonder dat van nakeuring wordt gerept. Uit het vorenstaande is wel duidelijk, dat wij het even min eens kunnen zijn met hetgeen burgemeester Geuljans over de kwestie zegt in een tweetal nagenoeg gelijkluiden de artikelen tezelfdertijd gepubliceerd in nr. 27 van het orgaan van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de Volkskrant. Laten wij voorop stellen, dat hij ons hart gestolen heeft met hetgeen hij debiteert over de her- bergcultuur. Hetgeen hij dienaangaande opmerkt verdient in wijde kring de aandacht. Laten we met hem hopen, dat de herbergiers niet met verkeerd gekozen attracties hun zaken onbewoonbaar maken, maar laten we evenzeer hopen, dat zijn inzichten met betrekking tot het toezicht op filmvoorstellingen via de televisie niet worden gedeeld. Ook hij wil het vraagstuk opgelost zien via artikel 221 van de Gemeentewet en wenst onder meer de geteleviseerde filmvertoning aan een burgemeesterlijke of politiële ver gunning gebonden te zien. Zijn bedoeling is juist, namelijk de herbergier inclusief de openbare televisievertoning onder een regime te brengen, analoog aan dat van de Bioscoopwet. Het middel echter, voorzover het getelevi seerde filmvoorstellingen betreft, faalt naar onze mening. Ook hier geldt, dat, tenzij de rechter anders beslist, de Bioscoopwet van toepassing is. En dan kan de burgemeester ook als hoofd der politie over de al of niet toelating van films niet beslissen. Niet alleen het toezicht op openbare filmvertoningen is centraal geregeld, maar zelfs de verhouding tussen de bepalingen van artikel 16 der Bioscoopwet en 221 der Gemeentewet is door artikel 19 van eerstgenoemde Wet bepaald. Of de inhoud van een film op zichzelf genomen in normatieve zin in strijd is met de openbare orde of de goede zeden heeft de burgemeester niet uit te maken. Dit wordt uitsluitend beslist door de in de et voorziene organen. Ook artikel 4. waaraan de nakeuring is ontleend, biedt geen uitkomst, omdat hier de mogelijkheid tot verhindering van het geven van filmvoorstellingen in het openbaar voor volwassenen nadrukkelijk wordt uitgesloten. Voor het verbieden van voorstellingen in het openbaar met geteleviseerde films waren derhalve geen speciale verordeningen nodig. Het enige wat de autoriteiten te doen staat, is de Wet toe te passen. In ieder geval hebben :dj haar niet bij voorbaat niet toepasselijk te verklaren. Dit kan men veilig aan de rechter overlaten. Geen filmvertoningen in het openbaar zonder vergun ning en evenmin zonder keuringskaart! Mocht de rechter van een ander inzicht blijk geven dan nog is het probleem niet opgelost met het politieel toezicht aan de ene en dat van de uitvoerende organen der Bioscoopwet aan de andere kant. Dan is het vraagstuk pas recht aan de orde. Maar dan vraagt het ook om een oplossing van de zijde van de wetgever, die op dit terrein nu eenmaal een be slissende stap heeft gezet, en niet om een plaatselijke noodoplossing, waarmee minister en burgemeester zich willen behelpen. Sedert het verschijnen van de vorige aflevering van dit orgaan hebben de raden van onderstaande gemeen ten besloten tot wijziging van de verordeningen tot heffing van een belasting op vermakelijkheden of zijn in deze gemeenten wijzigingen in werking getreden krachtens reeds eerder genomen besluiten. Ingevolge bij Koninklijk besluit dd. 19 Juni 1956 ver kregen goedkeuring is met ingang van Vrijdag 6 Juli in de gemeente Borculo een gewijzigde verordening op de heffing der vermakelijkheidsbelasting in werking getre den, waarbij het tarief voor gewone filmvoorstellingen van 25 is verlaagd tot 20 Het desbetreffende raadsbesluit werd genomen op 13 April 1956. Films als bedoeld in artikel 1. lid 2, 2e der Bioscoop wet zijn in deze gemeente van de heffing der vermakelijk heidsbelasting vrijgesteld.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1956 | | pagina 4