met de film heeft ook het filmbedrijf een belangrijke
evolutie doorgemaakt. Langzamerhand heeft de film
exploitatie zich opgewerkt tot een niveau, dat niet onder
doet voor dat van welke andere tak van het culturele be
drijf ook en dit schept verplichtingen. Wij mogen daarbij
vooral niet vergeten, dat wij behoren tot die steeds klei
ner wordende groep van onafhankelijke zakenlieden op
dit gebied, die hun bedrijf zelf naar eigen weten en ge
weten leiden. Wij zullen daarom bij ons zakelijk beleid
alles moeten vermijden wat de algemene belangen en de
waardigheid van ons bedrijf aan kan tasten. Zo zullen wij
bij voorbeeld bij de samenstelling van onze programma's
niet alleen rekening hebben te houden met het milieu
van de bezoekers, die onze zaken frequenteren, maar ook
bij onze propaganda alles achterwege moeten laten wat een
tendentieuze suggestie geeft van iets, wat in ons program
ma mogelijk in het geheel niet voorkomt, of van een
accent, dat in de film geheel anders ligt. Indien wij op dit
punt een ten slotte door de openbare mening niet getole
reerde indiscretie aan de dag leggen, zullen wij voedsel
geven aan het streven van sommige zogenaamde pressie
groepen om de film te muilkorven, ondanks een algemean
duidelijk waarneembare tendenz om aan de massacommu
nicatiemiddelen een steeds grotere vrijheid van expressie
toe te kennen.
Anderzijds dienen wij er voor te waken, dat wij niet
verzeild raken in het doodlopende slop van een pure
artisticiteit, welke alle contact met ons publiek mist. Door
de film heeft de wereld voor de mens en vooral voor
de in een eentonig arbeidsproces en dagelijkse sleur ge
vangen mens een nieuw, zuiver, breder beeld gekregen.
Deze mens zoekt in een andere wereld iets, dat men de
integratie van het eigen .,ik" zou kunnen noemen, een
aansluiting aan het volle leven. En wij moeten er reke
ning mede houden, dat een groot deel van ons publiek
deze integratie op het witte doek zoekt en wij moeten
daarom in onze zaken die cinematografische werken ver
tonen die ons publiek de gerechte ontspanning brengen,
waar het om vraagt.
Een niet te verwaarlozen factor daarbij is de inrichting
van onze bioscoop, welke aan de ontspanning zoekende
bezoeker ook het comfort dient te verschaffen, dal hij
zozeer op prijs stelt. Wij moeten de bioscoopbezoeker iets
bieden, wat hem uit zijn huis en uit zijn gemakkelijke
fauteuil voor zijn televisietoestel weglokt. Hij moet de ge
dachte hebben, dat hij, wanneer hij er eens uit wil en een
bioscoop bezoekt, in een waar amusementspaleis komt
waar het prettig is te vertoeven.
Na deze kleine uitweiding terugkomende op onze ver
gadering zou ik er op willen wijzen, dat onze kracht niet
behoeft te liggen in resoluties, die soms even zovele slagen
in de lucht kunnen zijn, en dat wij onze tijd ook niet be
hoeven te verspillen met het uitwisselen van gegevens,
welke wij in alle vaktijdschriften kunnen vinden. Onze
internationale bijeenkomsten dienen ontmoetingen te zijn
van mensen die ervaringen uitwisselen, van mensen die
verantwoordelijkheid dragen en die geacht kunnen wor
den de exponent te zijn van de verschillende stromingen
in hun land. geen concurrenten maar vak- en bedrijfs-
genoten, die de polsslag voelen van het bedrijf en al een
blik hebben geworpen in de naaste toekomst ter bepaling
van de te volgen koers.
Ik ben er van overtuigd, dat onze uitwisseling van ge
dachten en opvattingen en van de op onze gemeenschap
pelijke problemen betrekking hebbende inzichten vrucht
baar kan zijn en nog vruchtbaarder kan worden, wanneer
ze telkens vanuit deze vergadering hun weg vinden naar
de bedrij f sgenoten in ieder land en het residu er van door
publiciteit ter kennis van het jgrote publiek wordt ge
bracht.
Natuurlijk moeten wij onverminderd onze aandacht blij
ven schenken aan de speciale lasten, die men ons nog
sleeds meent te moeten opleggen. Ik wens de leden, die in
deze nimmer ophoudende strijd grotere of kleinere succes
sen wisten te behalen, van harte geluk en ik zou hen aan
willen sporen het daarbij niet te laten, maar voort te
gaan op de ingeslagen weg. Want de strijd tegen de ver-
makelijkheidsbelasting is vóór alles ook een principiële
strijd. Immers deze belasting is gebaseerd op de aan het
einde van de 18e eeuw gebruikelijke „droits de pauvres",
een belasting ten gunste van de armsten der samenleving,
welke de uitgaande élite geacht werd zich te kunnen per
mitteren. Maar asument, ontspanning kan in onze huidige
samenleving niet meer als een betekenisvolle tijdpassering
van gegoeden worden beschouwd. De wetenschap bewijst
ons integendeel, dat zij een onmisbaar element is, een
levensbehoefte, aan welks positieve waarde niet getwijfeld
kan worden. En hoewel sociologie en psychologie inmid
dels onweerlegbaar hebben aangetoond, dat het filmamu
sement een waardevolle bijdrage vormt in het leven van
de huidige mens, bestaat hiervoor bij de centrale en ge
meentelijke overheid te zeer geringschatting en handhaven
zij een discriminerende belasting op de film. Maar in het
probleem van de besteding van de toenemende vrije tijd
van de werkende mens treeds de film steeds meer op de
voorgrond. Langzamerhand zal het inzicht rijpen, dat een
discriminerende belasting op een communicatiemiddel, dat
meer dan welk ander medium ook tegemoet komt aan de
groeiende behoefte om een steeds groter aantal vrije uren
van een onafzienbare massa te vullen, niet alleen uit de
tijd, maar ook niet verantwoord is.
Wat betreft de ons beconcurrende bedrijven welke even
eens een deel van de vrijetijdsbesteding voor zich opeisen,
zou ik willen opmerken, dat, wat er ook van de televisie
zal worden en hoezeer het sportleven in sommige landen
ook een rol speelt, er bij grote groepen van de bevolking
steeds de behoefte zal blijven bestaan tot het ondergaan
van een geestelijk goed, dat haar in de vorm van ontspan
ning wordt aangereikt. En ons bedrijf heeft zich bij deze
dienstverlening aan het publiek een maatschappelijke
functie veroverd, die blijven zal.
Mijne heren, ik heb U hier in het kort enkele gedach
ten willen weergeven, welke mij voor de geest kwamen.
toen U besloot aan mij de leiding van de komende beraad
slagingen toe te vertrouwen."
De vergadering wijdde zich vervolgens aan de behande
ling van enige problemen, die aan de exploitatie van bio
scopen inhaerent zijn.
Met name hield de vergadering zich bezig met het
vraagstuk der filmvoorziening van het bioscoopbedrijf. In
dil opzicht werd het gewenst geacht de publieke belang
stelling te stimuleren door opvoering van het peil der
films. Ook sprak de vergadering zich uit voor een uit
breiding van de jeugdvoorstellingen in de bioscopen, het
geen onder meer te bereiken zou zijn door een grotere
productie van films, welke voor de jeugd geschikt zijn.
Teneinde te onderzoeken op welke wijze de exploitanten
hun invloed zouden kunnen aanwenden ter verwezenlijking
van deze doeleinden werd een studiecommissie in het leven
19