Verder werd uitvoerig gedebateerd over het filmver-
zendsysteem. Men was de mening toegedaan, dat het ge
bruik van fiber filmverzenddozen in plaats van de tegen
woordige verzendingsmethode met behulp van pakpapier
en touw, zeer grote voordelen biedt en tot minder klachten
met betrekking tot de filmverzending zou leiden. Daarbij
werd tevens gesuggereerd het daarheen te leiden, dat de
operateurs er een gewoonte van maken ter vermijding
van beschadigingen de einden van de acten vóór verzen
ding bijvoorbeeld met cellotape vast te plakken, waar
door de filmrollen gemakkelijker gehanteerd kunnen wor
den.
Het hier en daar voorgestelde systeem om de films in
afwijking van de thans algemeen gebruikelijke methode
met de eindstukken aan de buitenzijde van de rollen te
verzenden, vond daarentegen geen genade. Dit systeem
levert weliswaar het voordeel op, dat men bij ontvangst
van een film deze slechts éénmaal behoeft om te spoelen.
doch daar staat tegenover, dat bij de verzending tweemaal
moet worden teruggewikkeld. Het werd van meer belang
geacht 1 x extra bij de ontvangst van een programma
te moeten omspoelen, omdat dit de mogelijkheid biedt
beide zijden van het materiaal aan een controle te on
derwerpen. Ook de controle, of de acten zich in de juiste
dozen bevinden, is gemakkelijker wanneer de startstukken
zich aan de buitenzijde bevinden.
Het gevaar, dat bij het tegenwoordige systeem de films
na ontvangst zonder controle van de losse spoel kunnen
worden vertoond, achtte men wel aanwezig, doch het
werd niet noodzakelijk geacht om alleen ten behoeve van
degenen, die zich hieraan schuldig maken, over te gaan
tot een gewijzigd systeem, dat in de practijk meer nadelen
dan voordelen zou opleveren.
Voorts werd van verschillende zijden als grief naar
voren gebracht, dat indien men onder andere door deze
voordrachten tracht de operateurs te doordringen van de
noodzaak van een zorgvuldige en juiste filmbehandeling,
aan de andere kant ook bij de filmverhuurders aandrang
behoort te worden uitgeoefend op een grotere zorgvul
digheid bij de controle van hun materiaal. Gesteld werd,
dat het nogal eens voorkomt, dat van sommige filmver
huurders materiaal wordt ontvangen, dat diverse gebreken
vertoont, die bij een juiste controle gemakkelijk onder
vangen hadden kunnen worden. Men verplaatst door dit
achterwege te laten de moeilijkheden naar de operateur,
hetgeen toch niet de bedoeling kan zijn.
Evenmin achtte men het juist copieën van zogenaamde
grote publiek films dusdanig lang in roulatie te laten,
dat soms hele acten practisch niet meer te vertonen zijn
en de operateur voor de soms onmogelijke taak wordt
gesteld met zulk een copie toch een goede voorstelling
te geven.
Tenslotte kwam nog de wens naar voren, om te bepalen
dat tot de verplichte cabine-uitrusting ook een kleine
stofzuiger behoort. Men was het erover eens, dat het
zoveel mogelijk stofvrij houden van de cabine van groot
belang is voor de levensduur van apparatuur en film
materiaal en stelde zich op het standpunt, dat dan ook
over de middelen moet worden beschikt om dit stofvrij
houden op eenvoudige wijze te verwezenlijken.
Al met al bleek uit deze geanimeerde gedachtenwisse-
ling, dat de onderhavige voordracht zeer in de smaak is
gevallen, hetgeen voor de Technische Commissie een aan
sporing zal zijn de lezingenreeks thans in een snel tempo
De technisch inspecteur van de Bond, de heer E. F. Henny, tijdens
zijn lezing in de „Caveau" van het Rembrandt theater te Arnhem.
De lezing werd met grote belangstelling gevolgd door de operateurs
uit Arnhem en omgeving.
34