U.S.A.
Overzicht Tan de filmproductie
Harry M. Warner -J*
heven. Volgens berichten uit niet-Franse bron zouden de
entreeprijzen sedertdien niet minder dan 18 gestegen
zijn en sommigen zien in deze snelle stijging een van de
oorzaken, waarom het bioscoopbezoek in het vierde
kwartaal van 1957 met ongeveer 4 is teruggelopen ten
opzichte van dezelfde periode in 1956. De recettes vertoon
den daarentegen in deze drie maanden een stijging,van
11,49
De Franse exploitanten schrijven deze terugloop in het
bioscoopbezoek evenwel niet zozeer toe aan de verhoging
van de entreeprijzen, dan wel aan de invloed van de medio
October afgekondigde financiële bezuinigingsmaatregelen,
inzonderheid beperking van het crediet, van Minister
Gaillard en de daarop gevolgde verdere algemene stijging
in de kosten van levensonderhoud, welke volgens de offi
ciële statistieken met ten minste 14 omhoog liepen,
terwijl de kosten van tal van dienstverleningen zelfs een
meer dan tweemaal zo grote stijging vertoonden. Zij wijzen
er op, dat de daling van het bioscoopbezoek reeds midden
October inzette en dat de verhoging van de entreeprijzen
op het platteland eerst ongeveer 1 November en in Parijs
zelfs pas 10 December effectief werd. Volgens de officiële
gegevens was de gemiddelde entreeprijs voor het vierde
kwartaal 1957 frs. 149 tegenover een jaargemiddelde
van frs. 133.
Overigens zijn de Franse exploitanten over de bedrijfs
resultaten van 1957, volgens velen zelfs het beste jaar
sedert de hausse in het bioscoopbezoek in de jaren 1946
1947, niet geheel ontevreden. Ondanks de reeds geme
moreerde terugloop van het bioscoopbezoek in het vierde
kwartaal steeg het in 1957 over het geheel genomen 5,37%
ten opzichte van 1956. De brutorecettes liepen zelfs met
ruim 10 omhoog, maar ook de exploitatiekosten namen
met 20 toe, zodat de rentabiliteit van de bioscopen
een niet zo rooskleurig beeld zal vertonen als men geneigd
zou zijn op grond van vorenstaande globale percentages
aan te nemen. Het totaal der investeringen in de bioscopen
liep van frs. 3,8 milliard 34,4 millioen) in 1956 terug
tot frs. 3,5 milliard 31,5 millioen) in 1957.
Ten aanzien van de zogenaamde wet tot hulp aan het
Franse filmbedrijf (Loi pour Ie Développement de 1'In-
dustrie Cinématographique) welke op 31 December 1959
expireert, was het congres der exploitanten unaniem van
mening, dat deze moet worden verlengd. Op grond van
deze wet wordt het namelijk onder meer de Franse biosco
pen mogelijk gemaakt gebouwen en inrichting te moder
niseren, terwijl daarnaast ook de filmproductie een aan
zienlijke steun ontvangt. Zo ontvingen de Franse biosco
pen bijvoorbeeld in 1956 ruim 26 miljoen gulden uit het
staatshulpfonds voor het filmbedrijf.
Er werd in 1957 een record aantal Franse speelfilms
geproduceerd, namelijk 139 tegen 124 in 1956 en 110 in
1955. Het aantal co-producties met het buitenland nam in
sterke mate toe. Het is opmerkelijk, dat de co-producties
na ruim een jaar voorbereiding in 1952 startten met 18
films, om vervolgens sterk op te lopen tot 44 in 1953 en
47 in 1954. Het aantal zuiver Franse films liep daar
entegen van 105 films in 1951 terug tot 84 in 1952, 67 in
1953 om tenslotte in 1954 het laagste cijfer van 53 te
bereiken
Filmproductie
Zuivere Franse Frans-buitenlandse
Productiejaar
producties
co-producties
totaal
1950
106
106
1951
105
105
1952
84
18
102
1953
67
44
111
1954
53
47
100
1955
76
34
110
1956
88
36
124
1957
84
55
139
In de jaren 1955 en 1956 viel er wederom een stijging
van het aantal zuiver Franse producties te constateren
en een vermindering van de co-producties, terwijl het eigen
product zich in 1957 bij een sterke toeneming van het
aantal co-producties wist te handhaven.
Uit dit overzicht blijkt wel welk een enorme belangrijke
rol het instituut van de co-productie in de ontwikkeling
van het Franse filmbedrijf speelt. Men verwacht algemeen,
dat het aantal gemeenschappelijk met het buitenland
vervaardigde films in het lopende jaar verhoudingsgewijs
nog verder zal toenemen. Van de 85 productievergunnin
gen, welke tot begin Augustus j.1. waren afgegeven, waren
er 37 voor co-producties.
Het aantal kleurenfilms liep in 1957 iets terug en be
droeg 44 tegen 52 in het voorgaande jaar. Het aantal films
vervaardigd, volgens anamorfotische procédé's beliep 30
tegen 33 in 1956.
Begin Augustus is Harry M. Warner, een van de
pioniers van het Amerikaanse filmbedrijf, op 76-jarige
leeftijd overleden; sedert Juli 1956 had hij zich uit het
filmbedrijf teruggetrokken.
Harry M. Warner, een van de vier gebroeders Warner
die tezamen Warner Bros. Pictures Inc. stichtten, heeft in
de ontwikkelingsgeschiedenis van het Amerikaanse film
wezen een zeer belangrijke rol gespeeld. In 1903 begonnen
de gebroeders zich voor de film te interesseren; in dat
jaar openden zij namelijk hun eerste bioscoop in New-
castle, Pa., een voor negentig zitplaatsen haastig omge
bouwd winkelpand.
In die dagen werden de films nog voor een vaste prijs
per lengte-eenheid of per gewicht verkocht. Een „acte"
van ongeveer driehonderd meter kostte toen $100, een
voor de betrekkelijk nog kleine bioscopen zware last,
omdat de films geen waarde meer hadden, wanneer zij
ter plaatse waren vertoond. Het was tevens een van de
redenen waarom er zoveel reizende bioscopen waren, want
alleen in de grotere steden, waar de filmpjes een paar
weken achtereen vertoond konden worden, was onder die
omstandigheden een „permanente" bioscoop exploitabel.
Harry Warner begreep, dat een dergelijk koopsysteem een
ernstige belemmering vormde voor de uitbreiding van het
filmbedrijf theaters van grote omvang bestonden nog
niet en vatte het denkbeeld op, dat het mogelijk moest
zijn de filmrollen volgens een systeem te verhuren in
plaats van ze te verkopen en daarna renteloos op de plank
te laten liggen. Een dergelijk distributiesysteem zou ener
zijds een verlichting, en tevens een stimulans, voor een
groeiend aantal kleine ondernemers betekenen, terwijl
33