Objectief
Afb. 3. De pulsator, in zogenaamde dubbele uitvoering, die zorgt
voor de voeding van het jlitslampje. (eigen foto)
De lichtkleur is zeer gunstig en er treedt slechts weinig
infrarode straling op, zodat ook hier van ..koud:' licht
gesproken kan worden. De ultraviolet-straling wordt door
een speciaal absorptiefilter opgevangen.
Aangezien het hier gaat om een zeer kleine lamp, die
weinig warmte uitstraalt, is het mogelijk hem dicht bij
het beeldvenster te plaatsen en kan dientengevolge het
belichtingsoptiek klein worden gehouden. Zoals figuur 4
laat zien bestaat het systeem uit een kleine cylindrische
spiegel (11 x 9 mm), een ultraviolet absorptiefilter en
twee lenzen. Deze lenzen vormen een beeld van de licht-
boog in het objectief, waardoor de randafval
wordt beperkt tot slechts ongeveer 5 Bij de overige
booglampen wordt zoals bekend een vergrote afbeelding
van de krater door de spiegel op het beeldvenster gepro
jecteerd.
Bij de demonstraties in Keulen op een scherm van
12,5 x 5,5 meter en een projectie-afstand van 23,60 meter
bleek duidelijk, dat het grote beeld inderdaad weinig of
geen randafval vertoonde, hetgeen en belangrijk winst
punt betekent. Bovendien was er, zelfs bij projectie zon
der film, practisch geen sprake van „flikker" als gevolg
van het feit, dat door de drie lichtonderbrekingen per
filmbeeldje de zogenaamde flikkerfrequentie is opgevoerd
tot 72 p/sec. in plaats van de tot nu toe gangbare 48 licht
onderbrekingen per seconde.
Volgens gegevens van Philips is de lichtcapaciteit van
de flitslamp voldoende om bij maximale belasting een
een normaal filmbeeld met een breedte van 8 meter te
projecteren en een cinemascopebeeld van 10,5 meter
breed bij gebruikmaking van een projectiescherm met dif
fuse reflectie en een reflectiefactor 0,8. Bij toepassing
van schermen met gerichte reflectie, waarvan de reflectie
factor ligt tussen iy2 en 2 kan men gaan tot breedten
van 12 respectievelijk 16 meter, terwijl de gereflecteerde
helderheid van het beeld in beide gevallen tenminste 100
apostilb (asb) zal blijven bedragen, (belichtingssterkte
ca 120 lux.)
Na deze vrij uitvoerige beschouwing over de technische
bijzonderheden van deze nieuwe lichtbron willen wij ook
nog even stilstaan bij de verschillende factoren, die meer
naar de economische kant van de zaak overhellen.
Bij vergelijking van het vermogen van de flitslamp
zijnde maximaal 800 Watt en dat van een H.I.-booglamp
van bijvoorbeeld 60 ampère/40 volt ofwel 2400 Watt blijkt
zonder meer, dat de nieuwe lamp qua stroomverbruik bij
zonder zuinig is. De Xenonlamp met een gemiddeld ver
mogen van 1300 tot 1800 Watt ligt hier dus tussen in.
De betrekkelijk korte levensduur van het flitslampje is
geen onoverkomelijk bezwaar, ten eerste omdat de kost
prijs laag is gehouden en zal komen te liggen tussen
f 25a 30,per stuk, terwijl voorts het lampehuis
met een reservelamp (afb. 4a) is uitgerust, die bij het
uitvallen van de in bedrijf zijnde lamp automatisch de
uitvallende lamp vervangt. Dit gaat zodanig snel, dat vrij
wel geen lichtonderbreking kan worden geconstateerd.
Bovendien loopt tegen het einde van de levensduur het
lichtrendement van de lamp vrij snel terug, zodat men het
uitvallen als het ware kan zien aankomen. Men kan dan
ook met de hand overschakelen op de reservelamp en be
hoeft dus niet op het uitvallen te wachten. Het automatisch
in werking treden van de reservelamp is aan de buitenzijde
van het lampehuis zichtbaar, zodat onmiddellijk kan
worden overgegaan tot het vervangen van de uitgevallen
Afb. 4. Schema van het optiiche systeem der flitslamp. Duidelijk is
te zien dat de lichtbron zich vlak achter het beeldvenster bevindt.
42