dat de N.V. Netherlands Fox Film Corporation dientengevolge
op ernstige wijze in strijd heelt gehandeld met artikel 6 A van het
AlgemeeBedrijfsreglement
dat het Hoofdbestuur ditmaal evenwel nog heeft willen volstaan
met haar de straf van waarschuwing op te leggen ais bedoeld in
artikel 15 der Statuten, maar dat het College zich bij voortzetting
van de bewuste verhuurmethode genoodzaakt zal zien een zwaardere
straf op te leggen.
O
Het Hoofdbestuur van de Nederlandsche Bioscoop-Bond heeft
op grond van artikel 15 der Statuten voor zijn vergadering van
18 November 1958 opgeroepen de Firma G. J. M. van Kuppeveld
en J. A. Beukering, exploitante van het Palazzo Theater te Grave,
ter zake van het feit:
dat zij in strijd heeft gehandeld met het Contributiebesluit.
het Bumabesluit en artikel 17 der Algemene Voorwaarden
van Verhuur en Huur van Films.
Naar aanleiding hiervan heeft het Hoofdbestuur besloten haar
de straf van boete ten bedrage van 100,op te leggen, met dien
verstande dat, wanneer het bedrag van 100,en de nog ver
schuldigde gelden uit hoofde van bovengenoemde reglementaire
voorschriften ad niet vóór 7 December 1958 in het bezit
zullen zijn van de Bond, de straf van boycot zal volgen, welke
straf eveneens zal worden toegepast zo dikwijls zij de onderwerpe-
lijke voorschriften opnieuw overtreedt. Dit besluit, hetwelk zal
worden gepubliceerd, is genomen op grond van de overwegingen:
dat het Hoofdbestuur heeft moeten vaststellen, dat de Firma in
een lange reeks van jaren bij voortduring in strijd heeft gehan
deld met het Contributie- en het Bumabesluit, alsmede met artikel
17 der Bondsvoorwaarden, door in hoge mate nalatig te zijn met de
inzending der afrekenstaten en de betaling van contributie, Buma-
bijdragen en boycot- en sommatiekosten als bedoeld in de artikelen
13 en 16 der Bondsvoorwaarden;
dat het Hoofdbestuur op grond van deze overtredingen reeds
herhaaldelijk tot behandeling hiervan krachtens artikel 15 der Sta
tuten is overgegaan, hetgeen er de laatste maal toe heeft geleid,
dat bij beslissing van 31 Januari 1958 de straf van boete van
50,is opgelegd met de bepaling, dat bij hernieuwde constate
ring van reglementaire overtredingen een zwaardere straf zal
volgen;
dat nochtans nadien geen enkele verbetering is getreden in de
wijze van naleving der onderhavige reglementaire voorzieningen en
het Bondsbureau de Firma integendeel reeds kort daarop, namelijk
bij brief van 6 Maart 1958, opnieuw heeft moeten aanmanen tot
betaling van Bondsbijdragen
dat de Firma bij de behandelingen van haar overtredingen nim
mer gevolg heeft gegeven aan de oproepen van het Hoofdbestuur
voor zijn College te verschijnen, maar zich heeft beperkt tot het
zenden van berichten van verhindering, waaraan steeds de toezeg
ging werd vastgeknoopt dat zij voortaan haar reglementaire plich
ten stipt zou vervullen;
dat echter vastgesteld moet worden, dat het de Firma te enen
male heeft ontbroken aan de ernst om haar toezeggingen gestand
te doen, hetgeen ook wel hieruit blijkt, dat het Hoofdbestuur haar
thans heeft moeten oproepen ingevolge artikel 15 der Statuten we
gens niet-voldoening van contributie- en Bumabijdragen over de
periode van 8 Augustus tot 4 September 1958 tot een bedrag van
het niet betalen van sommatiekosten tot een bedrag van
het niet inzenden van afrekenstaten sedert 5 September
1958 en het in gebreke blijven wat betreft de betaling der sedert
dien verschuldigde Bondsbijdragen;
dat de Firma na ontvangst van de oproeping, «aai aan zij weder
om geen gevolg heeft gegeven, wel een deel der achterstallige gel
den heeft voldaan en de ontbrekende staten heeft ingezonden, maai
dat zulks niets afdoet aan het feit der overtredingen als zodanig:
dat het Hoofdbestuur haar grove nalatigheid ten aanzien van
de nakoming der reglementaire voorschriften ten scherpste afkeurt
en gelet op zijn beslissing dd. 31 Januari 1958 deze nieuwe over
tredingen van zeer ernstige aard acht:
dat het Collesre derhalve besloten heeft de Firma de straf van
boete ten bedrage van 100,— op te leggen en deze straf te pu
bliceren met dien verstande dat, wanneer dit bedrag en de nog
verschuldigde bedragen aan contributie en Bumabijdragen van
alsmede aan sommatiekosten van niet vóór 7 De
cember 1958 in het bezit zullen zijn van de Bond, de straf van
bovcot zal volgen:
dat de straf van boycot in de toekomst bovendien onverwijld en
zonder nadere kennisgeving zal worden opgelegd, zo dikwijls de
Firma opnieuw in strijd handelt met het Contributie- en Buma
besluit en artikel 17 der Bondsvoorwaarden.
Het Hoofdbestuur van de Nederlandsche Bioscoop-Bond heeft
op grond van artikel 15 der Statuten voor zijn vergadering van
18 November 1958 opgeroepen de heer J. J. van den Bosch, exploi
tant van Bioscoop „Riche" te Boxmeer, ter zake van het feit:
dat hij in strijd heeft gehandeld met artikel 3 E van het
Reglement Recette-Controle door bezoekers tot de door hem
geëxploiteerde bioscoop „Riche" te Boxmeer toegang te ver
lenen, die niet in het bezit waren van geldige entreebe
wijzen.
Naar aanleiding hiervan heeft het Hoofdbestuur besloten hem
de straf van waarschuwing op te leggen en deze straf te publi
ceren, zulks op grond van de navolgende overwegingen:
dat bij een^ op 6 October 1958 ingestelde zaalcontróle van de
Recette-Controledienst is geconstateerd, dat vijf bezoekers niet in
het bezit waren van geldige entreebewijzen in de zin van artikel
3 E van het Reglement Recette-Controle;
dat de nummers van deze entreebewijzen reeds lang vóór de con-
tróledatum in de verkoopverantwoording waren opgenomen en de
corresponderende controlestroken niet onder de opgevraagde stroken
voorkwamen
dat de heer J. J. van den Bosch ter zake van dit feit op 18 No
vember 1958 vanwege het Hoofdbestuur is gehoord;
dat zijnerzijds daarbij in hoofdzaak is aangevoerd, dat twee
bezoekers relaties waren, die hij wel vrije toegang had verleend
maar die bij het vernemen van het feit, dat er een zaalcontróle zou
plaats hebben zich niet geheel zeker gevoelden en oude kaartjes
hebben aangenomen van een bezoeker die daar een aantal van
op zak had;
dat de heer Van den Bosch geen verklaring heeft kunnen geven
omtrent de drie ongeldige plaatsbewijzen, die bij andere bezoekers
zijn opgehaald
dat de uiteenzetting van de heer Van den Bosch aangaande de
twee ongeldige entreebewijzen, waarvan hierboven is gewaagd, daar
gelaten haar waarde, niet overeenstemt met hetgeen hij na afloop
van de zaalcontróle ten overstaan van de betrokken controleurs
van de Recette-Controledienst heeft verklaard, namelijk dat de
vijf bezoekers in kwestie abusievelijk verkeerde entreebewijzen aan
de Recette-Controledienst hebben afgegeven, of wel bij binnenkomst
van de zaal aan de aandacht van zijn controlerende employé zijn
ontsnapt;
dat laatstbedoelde verklaring evenwel niet opgaat, aangezien
de vijf bezoekers geen geldig entreebewijs kunnen hebben bezeten,
daar hiervan anders de corresponderende contrólestrook aanwezig
Zou zijn geweest en het weinig aannemelijk is te achten, dat bij
de zeer geringe bezetting van de zaal in de onderhavige voorstelling
deze bezoekers ongemerkt de controle zouden zijn gepasseerd, vooral
omdat is geconstateerd dat niet alleen zijn controlerende employé,
maar de heer Van den Bosch zich ook zelf bij de ingang van de
zaal bevond;
dat derhalve is komen vast te staan, dat een aantal bezoekers van
zijn bioscoop niet in het bezit was van geldige plaatsbewijzen;
dat het Hoofdbestuur weliswaar, nu voor de eerste maal een
dergelijke overtreding is geconstateerd, vooralsnog wil aannemen,
dat zijnerzijds niet opzettelijk verkeerde handelingen zijn verricht!
maar dat in ieder geval moet worden vastgesteld, dat er sprake i=
van verregaande nonchalance ten aanzien van het toezicht op de
binnenkomst van bezoekers en de controle op de entreebewijzen:
dat deze nonchalance, eventueel gepaard gaande met het gratis
toelaten van bezoekers zonder afgifte van vrijbiljetten of anders
zins, gemakkelijk tot een wanordelijke en onoverzichtelijke situatie
kan leiden en gezien zijn verplichtingen jegens de Bond en de
leden-filmverhuurders op het stuk van contributie, Bumabijdragen
en filmhuur niet in overeenstemming is te achten met de zorgvul
digheid, die hij als exploitant in dit opzicht in acht dient te nemen
dat het Hoofdbestuur thans echter nog wil volstaan met hem
de straf van waarschuwing als bedoeld in artikel 15 der Statuten
op te leggen, welke straf zal worden gepubliceerd.
51