Rede van de Staats
secretaris
En tenslotte heeft de Bond in samenwer
king met het Rijk het Productiefonds voor
Nederlandse Films in het leven geroepen,
waardoor de financiële middelen zijn bij
eengebracht, die de onontbeerlijke basii
voor de continuïteit der productie vormen.
Ik weet, dat vele facetten van het werk
dat de Bond in de nu afgesloten periode
van veertig jaar heeft verricht, onbesprc-
ken zijn gelaten. Om dat alles weer t.:
geven zou ik een lijvig boekwerk moeten
schrijven. Ik moet vele zaken onbesproken
laten, hoe belangrijk zij in het organisa
torisch leven ook geweest zijn. Men denkc:
slechts aan de talrijke en zo vaak naai
gelang der omstandigheden gewijzigde be
sluiten op het gebied van de vestiging van
nieuwe zaken, aan het Instituut tot Op
leiding van Technisch Bioscooppersoneel,
aan de maatregelen op sociaal gebied, zo
als de loonregeling en het Bedrijfspen
sioenfonds, aan de filmweken in Arnhem
en Den Haag, aan de samenwerking in
internationaal verband, aan de talrijke
procedures over de muziekauteursrechten
en de daaruit voortgesproten overeen
komst met Buma, aan de verhouding met
de bureaux, verenigd in de Nederlandschc
Vereeniging van Bioscoopreclame-Exploi
tanten, aan de Filmbeurs, aan het werk dei-
Technische Commissie, aan de overeen
komst met de Nederlandse Televisie Stich
ting, aan de regeling voor het leveren van
films aan de Nederlandse Strijdkrachten,
aan de samenwerking met het Centraal Bu
reau voor de Statistiek en aan de collec
tieve filmverzekering.
Ook moge ik nog niet voldoening per-
melden, dat de Algemene Vergadering in
het jubileumjaar door het voteren van een
belangrijk bedrag het mogelijk heeft ge
maakt de opleiding van filmmakers en van
mensen, die in het bedrijf een plaats wen
sen te veroveren ter hand te nemen. Hoe-
el deze opleiding voorlopig geheel door
ons wordt gefinancierd, hebben wij noch
tans de voorbereiding en de uitvoering toe
vertrouwd aan de Raad van Beheer van
het Nederlands Filminstituut, waarin wij
vertegenwoordigd zijn, teneinde op deze
wijze een bundeling te krijgen «an de
krachten, die nodig zijn om deze uitermate
moeilijke onderneming op gang te brer-
gen. Het komt ons voor, dat de zorg voo
deze opleiding op den duur zal moete 1
worden toevertrouwd aan een speciaal cu
ratorium.
Voorts moge ik hier ook memoreren de
voortreffelijke samenwerking, welke wij
met de Huishoudelijke Commissie voor de
Filmkeuring hebben en onze vertegenwoor
diging in de zuidelijke nakeuring.
Tenslotte heb ik er behoefte aan met
een enkel woord de grote betekenis van
ons Bondsbureau voor de organisatie in het
licht te stellen.
Daar vooral na de oorlog in 1945 het
aantal vraagstukken en problemen waar
mede het Bondsbestuur werd geconfron
teerd een ongekende omvang aannam,
heeft ook sedertdien het Bondsbureuu een
veel meer omvattende taak te vervullen
gekregen.
Het stemt mij tot grote voldoening te
mogen vaststellen, dat onze Directeur, de
heer Bosman, en zijn eerste medewerker,
de heer Hagenberg, en bijgestaan door een
ütgebreide staf van uiterst bekwame as
sistenten er alleszins in geslaagd zijn een
voortreffelijk Bondsapparaat op te bouwen,
waardoor wij thans in de Jan Luykenstraat
beschikken over een centraal administre
rend en controlerend uitvoerend orgaan,
dat een hoge graad van perfectie heeft
bereikt.
Dames en Heren, wanneer wij het achter
ons liggende tijdperk overzien geloof ik
dat wij zonder hovaardij mogen conclu
deren, dat er in en voor onze organisatie
groot werk is verricht.
Al dit werk is slechts mogelijk geweest,
omdat er in de afgelopen veertig jaren
steeds de mensen te vinden waren, die be
reid bleken te zijn hun tijd en energie be
schikbaar te stellen voor het werk in het
Hoofdbestuur, de Afdelingsbesturen en de
raden en commissies, die de verschillende
taken van de Bond verrichten.
Voor hun toewijding en trouw aan de
organisatie breng ik hun hier een eerbied g
saluut.
Zolang de Bond steunt op zulke mensen,
die niet alleen hun eigen zaken op kundige
en scherpzinnige wijze tot bloei weten te
brengen, maar ook in het grotere verband
der organisatie hun gaven in dienst willen
stellen van het algemeen bedrijfsbelang,
geschraagd door liefde voor de film en
doordrongen van de grote verantwoordelijk
heid, die zij als hoeders van een groot cul
tureel goed dragen, zolang zal het de
Bond en het bedrijf goed gaan.
En hiermede verklaar ik deze buitenge
wone ledenvergadering .oor geopend."
Toen het langdurige applaus, dat op
deze toespraak volgde, was verstomd, (Lel
de de Bondsvoorzitter mede, dat de Staat>-
secretaris de wens te kennen had gegeven
het woord tot de vergadering te richten.
Spreker achtte het een grote eer hem hier
toe de gelegenheid te kunnen bieden.
Mr. Höppener, die door de vergadering
met een hartelijk applaus werd begroet,
sprak hierop de volgende rede uit:
„Mijnheer de Voorzitter, Mijne Heren,
Nu het Bestuur en leden van de Neder
landschc Bioscoop-Bond heden bijeen zijn
gekomen om het feit te herdenken, dat de
ze Bond veertig jaar bestaat, acht ik het
een voorrecht Uw gast te mogen zijn. Toen
mij de keuze gelaten werd zelf de gelegen
heid te bepalen, waarbij ik in Uw midden
zou willen vertoeven, heb ik gevraagd een
gedeelte van deze vergadering te mogen
bijwonen. Immers, hoewel Uw Bond. thans
zovele jaren naar buiten optreedt, zijn het
toch in de eerste plaats Uw^ ledenvergade
ringen, waarin Uw samenwerking zicht
baar wordt en de Bond als zodanig aan het
daglicht treedt. Hier toch zijn, zo niet alle,
dan toch de meeste leden gewoonlijk aan
wezig en dus de verschillende takken van
het filmbedrijf vertegenwoordigd. Geza
menlijk worden in deze vergaderingen de
grote lijnen uitgestippeld en de voorstellen
van Uw Hoofdbestuur aangenomen of ver
worpen. Hier klopt het hart van de Bond.
Hier kan een ieder zich uitspreken en zijn
wensen of bezwaren naar voren brengen.
Dat deze vergaderingen voor buitenstaan
ders niet toegankelijk zijn, spreekt eigen
lijk vanzelf. Des te meer verheugt het mij
dus, dat U mij hartelijk in deze kring hebt
uitgenodigd en evenzo welkom hebt gehe
ten. Mijnheer de Voorzitter, ik beschouw
dit als een voorrecht en zie hierin tevens
een bewijs van de goede verstandhouding
tussen Uw Bond en de Overheid; een ver
standhouding, waarop ik reeds in Uwr
Bondsorgaan Film met enkele woorden
heb gewezen.
U zult het mij, Mijnheer de Voorzitter,
niet euvel duiden, wanneer ik thans niet
weer over de verhouding Bond en Over
heid ga uitweiden. Bij herhaling hebben
zowel U als de vertegenwoordigers van het
Departement van O., K. en W. hierop ge
wezen, en ik mag dan ook wel met grote
dankbaarheid onderstrepen, dat de samen
werking tussen de leden van Uw Bond en
mijn Departement niets te wensen overlaat.
Ik geloof niet dat U van mij. Mijnheer
de Voorzitter, een uiteenzetting zult ver
wachten over de betekenis van Uw Bond
als sociaal-economisch verschijnsel. Hoewel
ik daarin natuurlijk wel enig inzicht heb,
onttrekt zich van deze aspecten toch te
veel aan mijn gezichtsveld en ik meen, dat
een behandeling daarvan slechts in een
betoog, dat meer gefundeerd is en meet
tijd vergt dan ik hier thans mag vragen, tot
haar recht zou kunnen komen.
Filmkunst bij uitstek het terrein
waarop Bond en Overheid elkaar
raken
Sta mij derhalve toe, Mijnheer de Voor
zitter, een enkele opmerking te maken op
het gebied der Kunsten, een gebied, dat
aan mijn speciale zorgen is toevertrouwd.
De kunst van de „Film", eerst na de be
vrijding een taak van overheidszorg gewor
den, is immers bij uitstek het terrein,
waarop Uw Bond en mijn Departement
eikaar raken. Als ik een blik terugsla naar
1948, het jaar waarop Uw Bond zijn der
tigjarige activiteit herdacht, dan zie ik de
opening van de filmstudio Cinetone als
een bijzondere gebeurtenis voor Uw orga-
a ie «n voor het Nederlandse filmwezen
beide. Door deze daad, die en ik erken
dit met dankbaarheid Uw leden grote
offers heeft gekost, werd immers de mo
gelijkheid geschapen om te komen tot een
eigen Nederlandse speelfilmproductie: een
productie, die weliswaar inzette met een
film, die helaas ondanks de naam!
wel tevergeefs werd gemaakt, maar
welke productie niettemin doorgang vond,
zij het met een weinig horten en stoten.
Grote waardering heb ik voor de energie,
waarmede de directie en de Raad van Toe
zicht de instandhouding van deze „ge
reedschapskist voor de filmers" hebben
weten te bewerkstelligen en de geoefende
en vakbekwame personeelsbezetting bijeen
hebben weten te houden. Zo was het mo
gelijk niet in het minst dooi de stich
ting van het Filmproductiefonds dat er
dit jaar enige films geproduceerd werden,
die artistiek gesproken toch een bedui
dende vooruitgang zullen blijken te zijn.
Rondom Uw feestelijke herdenking vallen
immers belangrijke premières: zo juist
beleefden wij de eerste vertoning van de
speelfilm „Dorp aan de rivier". Ondanks
veel kritiek van sommigen waren de critici
toch bet in ieder geval wel hierover eens,
dat de Nederlandse filmproductie hiermee
aan kwaliteit gewonnen heeft en dat de
regisseur een ernstige poging heeft ge
waagd om te komen tot een artistiek ver
antwoorde speelfilm.
Voorts zal tijdens de feestelijke voorstel
ling die Uw Hoofdbestuur morgenavond
heeft georganiseerd, de „wereldpremière"
worden gegeven (U ziet hoe goed de sa-