Het is opmerkelijk, dat de Nederlandse dagbladpers
zo goed als de periodieke pers bijzonder veel aandacht
beeft geschonken aan het in de eerste week van April
verschenen verslag over de werkzaamheden van de Ne-
derlandsche Bioscoop-Bond gedurende 1958. Deze inten
se belangstelling werd zeker niet opgewekt door een
betere typografische verzorging of door mededelingen van
sensationeel karakter, maar uitsluitend doordat in dit
jaaroverzicht bij het opmaken van de balans van het
Nederlandse filmbedrijf feiten aan de orde zijn gesteld,
die niet alleen het bestaan van dit bedrijf zelf, maar
ook het algemeen belang raken.
Zeer uitvoerig heeft de pers stilgestaan bij de inleiding
van het verslag, waarin de Bondsdirecteur er onder meer
op gewezen heeft, dal, de bevolkingsaanwas en hel stij
gende aantal bioscopen in aanmerking genomen, de sta
biliteit van de bedrijfsresultaten gedurende de laatste
jaren beschouwd wordt als een tot stilstand komen van
de na-oorlogse expansie van het filmbedrijf en dat deze
ontwikkeling toegeschreven wordt aan de vlucht van het
publiek in nieuwe ontspanningsmogelijkheden, waarbij
vooral de betekenis van de televisie, mede tot uiting
komende in de sterk toegenomen vraag naar televisie
toestellen, niet wordt onderschat, en dat er in het film
bedrijf niet zozeer bezorgdheid heerst over de mededinging
van liet nieuwe medium als zodanig, maar veeleer over de
mogelijkheden welke de Overheid de televisie gewild en
ongewild biedt tot verdere ontplooiing, zulks in tegen
stelling tot de smalle basis, welke het filmbedrijf voor
zijn voortbestaan en ontwikkeling wordt gelaten. Het is
vooral op deze preferentie ten nadele van
het f i 1 m b e d r ij f, dat de aandacht van de pers zich
richt en met vet gezette of gespatieerde letters het Bonds
verslag citeert, waar het stelt, dat de televisie dank zij
enige tientallen millioenen rijksgeld technisch van de grond
is geholpen en dat de televisie-kijkgelden bij de wet van
omzetbelasting zijn vrijgesteld, terwijl op de productie,
verhuur en exploitatie van films een pyramide van omzet
belastingheffingen drukt, dit bedrijf anders dan de
televisie - hel volledige risico van zijn invesleringen heek
te dragen en bovendien nog een extra lasl van gemeente
lijke heffingen van vermakelijkheidsbelasting van circa
vijftien millioen per jaar heeft op te brengen in tegen
stelling lot de televisie, welke zich vrij van extra belas
tingen kan ontwikkelen.
Het „B r a b a n t s D a g b 1 a d" schrijft in dit verband
onder meer, dat het Bondsverslag naar zijn mening te
recht gewezen heeft „op de onbevredigende situatie, dat
de bioscoopwereld vele millioenen vermakelijkheidsbe-
lasting moet opbrengen, terwijl haar meer dan potentiële
concurrente, de televisie, met vele millioenen overheids
steun te paard wordt geholpen". En het blad vervolgt:
„Niet dat wij tegen het laatste bezwaar hebben, maar
evengoed als de Nederlandse televisie achten wij de Ne
derlandse bioscoop- en filmwereld een Nederlandse aan
gelegenheid waarin naast een economisch ook een alge
meen cultureel belang een rol speelt.
Wanneer de met overheidsgeld gesteunde televisie voor
de bioscoop wereld een zodanige concurrente dreigt te
worden, dat de laatste een economisch krampachtig be
staan moet gaan leiden, achten wij het een kwestie van
billijkheid, dat de centrale overheid zich
voor hel te laat is ernstig bezint op de
inderdaad u i tzonderlijk hoge v e r m a-
k e I ij k h e i d s b e 1 a s l i n g en een e v e n tu e 1 e
verlichting van die last niet geheel en
al over laat aan de incidentele bereid-
h e i d der afzonderlijke gemeente n. Een
financieel in het nauw gedreven bioscoopwereld dient
evident geen economisch belang. Het zou echter boven
dien tot de consequentie kunnen leiden, dat de exploitan
ten, teneinde financieel toch zoveel mogelijk aan hun
trekken te komen, noodgedwongen nog grotere concessies
aan de publieke smaak zouden gaan doen".
Ook „Het Binnenho f" wijst met nadruk op de
achterstelling van het filmbedrijf bij de televisie en het
blad vervolgt:
„Bekening houdende met de realiteit, dat de theaters
zich juist in deze tijd hoge uitgaven moeten getroosten
onder andere nouveautés als grootbeeld en modernisering
van de zalen, omdat het publiek hogere eisen gaat stel
len lerwijl door wijziging in de besteding door het
publiek (toerisme, motorisering, beroepsvoetbal, voetbal
pool, enz.) én door de televisie van verscherpte concur
rentie sprake is is de vraag gewettigd of verlaging van
de vermakelijkheidsbelasting niet urgent is geworden.
Onze problemen in het zoeklicht