Toepassing van artikel 15 der Statuten Pagina 89: Centraal Filmbeheer Het tel.nummer 728873 veranderen in 728273. Pag. 90: Drukkerij H. Gianotten Het tel.nummer 26280 veranderen in: 26 82 0. Pag. 91: Nederlandse Siemens Maatschappij Toestel 343 wijzigen in toestel 370. Idem op pagina 93 en aldaar tevens het woord hoofd directeur wijzigen in directeur. Pag. 96: Harpo Toevoegen als leider: J. C. Klink. Het Hoofdbestuur van de Nederlandsche Bioscoop-Bond heeft op grond van artikel 15 der Statuten besloten mevrouw M. C. C. J. Heinstman-Wilson, exploiterende het Winston Theater te Hoorn, de straf van waarschuwing op te leggen en deze straf te publiceren, ter zake van het feit: dat mevrouw Heinstman-Wilson voor de films „Anders dan jij en ik" en „Meisjes op het slechte pad", welke in het door haar geëxploiteerde Winston Theater te Hoorn zijn vertoond, advertenties heeft geplaatst met een inhoud die in strijd is te achten met de algemene belangen en de waardigheid van het Nederlandse film- en bioscoopbedrijf. Dit besluit is gegrond op de overwegingen dat mevrouw Heinstman-Wilson in de editie van het Week blad voor West-Friesland dd. 4 juni 1959 een advertentie heeft geplaatst voor de film „Anders dan jij en ik", waarin de volgende zinnen voorkomen: „Waarom keek hun jonge zoon geen meisje aan? Waarom voelde hij zich op een onnatuurlijke manier aan getrokken tot zijn jonge vriend tot grote schrik van zijn ouders? Een film over een onderwerp, dat nog nimmer werd verfilmd, n.1. de homo-sexualiteit" dat in de editie van het Dagblad voor Westfriesland dd. 2 juli 1959 voorts een annonce van genoemd theater is verschenen, waarbij de film „Meisjes op het slechte pad" in de navolgende bewoordingen werd aangeprezen: „Jong, brutaal, roekeloos, ver leidelijkmaar doortrapt slecht. Leef fel, sterf snel" is hun devies, en geen ouderlijk gezag, geen wet, geen fatsoen kan hen afhouden van het kwade!"; dat het Hoofdbestuur deze vorm van annonceren in strijd be schouwde met de algemene belangen en de waardigheid van het film- en bioscoopbedrijf, weshalve het College mevrouw Heinst man-Wilson heeft opgeroepen voor verhoor conform artikel 15 der Statuten dat zij schriftelijk heeft laten weten om gezondheidsredenen niet aan de oproeping gevolg te kunnen geven; dat zij daarbij tevens als haar standpunt te kennen heeft ge geven, dat de onderhavige annonces niet strijdig zijn met de waardigheid van het film- en bioscoopbedrijf en dat de ge bezigde teksten betreffende de film „Anders dan jij en ik" zijn ontleend aan inhoudsbeschrijvingen in dagbladen en aangaande de film „Meisjes op het slechte pad" aan een door de film verhuurder in kwestie verstrekte reclamefolder; dat evenwel de tendenz, die uit de beide advertenties blijkt, gericht is op een veronderstelde minderwaardige mentaliteit bij een zeker deel van het publiek, waarbij evenwel uit het oog wordt verloren, dat het grootste deel van het publiek hiervan niet gediend is en hieraan terecht aanstoot zou kunnen nemen, afgezien nog van de onderschatting, welke uit deze annon- ceringsmethode spreekt ten aanzien van de smaak en de ontwik keling van de Hoornse bioscoopbezoekers in het algemeen en waarvan mevrouw Heinstman-Wilson in haar voren-aangehaalde brief aan het Hoofdbestuur zelfs met zoveel woorden getuigt; dat het verder niet ter zake dienende is, of de teksten ge deeltelijk zouden zijn ontleend aan film recensies, te minder daar het beschrijven van de inhoud van een film teneinde het publiek van voorlichting te dienen een totaal andere strekking en uitwerking heeft dan het maken van reclame met behulp van zinnen uit recensies, die daarmede uiteraard uit hun verband worden gerukt, vooral wanneer die zinnen daarenboven nog zijn omgewerkt; dat er ondanks de vele publicaties vanwege het Hoofdbestuur te dezer zake bij mevrouw Heinstman-Wilson kennelijk niet het besef leeft, dat zij als bioscoopexploitante volledig verantwoordelijk is voor de advertenties, welke ten behoeve van haar bioscoop worden geplaatst en dat, voorzover zij in dit opzicht gebruik maakt van reclamemateriaal van filmverhuurders, dit naar eigen inzicht moet worden geselecteerd, daargelaten een eventueel optreden van de zijde van het Hoofdbestuur tegen filmverhuurkantoren met het oog op hun medeverantwoordelijkheid in dezen; dat het Hoofdbestuur van oordeel is, dat de in de onder havige gevallen door haar gebezigde reclamemethoden strijdig zijn met de algemene belangen en de waardigheid van het film en bioscoopbedrijf; dat het Hoofdbestuur gezien de omstandigheid, dat mevrouw Heinstman-Wilson als gevolg van haar, als verouderd te beschou wen, opvattingen over de huidige positie en betekenis van het film- en bioscoopbedrijf en het onvoldoende begrip omtrent haar verantwoordelijke functie ten aanzien van het gebruik van reclame methoden zich klaarblijkelijk niet bewust is geweest van het on waardige karakter van de onderwerpelijke annonceringen, voorals nog heeft willen volstaan met haar de straf van waarschuwing als bedoeld bij artikel 15 der Statuten op te leggen. Het Hoofdbestuur van de Nederlandsche Bioscoop-Bond heeft op grond van artikel 15 der Statuten besloten mevrouw L. Meyer- Schimmerling, exploiterende het filmverhuurkantoor Victoria Films te Amsterdam, de straf van waarschuwing op te leggen en deze straf te publiceren, ter zake van het feit: dat zij door de vertoning van de film „Anders dan jij en ik" op een persvoorstelling in een andere samenstelling dan waarin zij door de Centrale Commissie voor de Film keuring voor vertoning in ons land is toegelaten in strijd heeft gehandeld met de algemene belangen en de waardig heid van het Nederlandse film- en bioscoopbedrijf. Dit besluit is genomen op grond van de navolgende over wegingen: dat mevrouw Meyer-tSchimmerling blijkens een klacht van de Centrale Commissie voor de Filmkeuring op een voorstelling voor de pers een kopie van de film „Anders dan jij en ik" heeft ver toond in een versie, waarin niet alle coupures omstreeks 70 meter in totaal waren aangebracht, die genoemde Commissie ten aanzien van de eerste ter keuring aangeboden kopie had voorgeschreven dat de desbetreffende kopie voorts niet vóór de bewuste voor stelling der controle bij de Centrale Commissie was ingezonden, noch de door deze Commisie geëiste coupures bij haar waren in geleverd dat mevrouw Meyer-Schimmerling op 24 Februari 1959 voor het verstrekken van nadere inlichtingen ter zake van deze klacht door het Dagelijks Bestuur is gehoord, waarbij zij heeft verklaard, dat in de kopie, welke voor de pers was vertoond, wel degelijk alle voorgeschreven coupures waren aangebracht op enige korte coupures van omstreeks 10 meter in totaal na, die bij nader controle door de Rijksfilmkeuring waren gelast, en dat alle coupures in het bezit waren van de Keuringscommissie; dat uit een nadien door het Hoofdbestuur ingesteld onderzoek evenwel is komen vast te staan, dat in de kopie in kwestie nog circa 60 meter film voorkwamen, waarvan bij herkeuring juist de coupering was geëist, en dat zij dus ten onrechte heeft doen voor komen, alsof de pers een versie van de film heeft gezien die op enige onbeduidende coupures na gelijk was aan de versie, welke voor openbare vertoning was vrijgegeven, terwijl ook is gebleken, dat op het moment der voorstelling de bedoelde coupures niet bij de Centrale Commissie voor de Filmkeuring waren ingediend; dat het Hoofdbestuur de handelwijze van mevrouw Meyer- Schimmerling strijdig oordeelde met de algemene belangen en de waardigheid van het Nederlandse film- en bioscoopbedrijf en haar deswege op grond van artikel 15 der Statuten voor verhoor heeft opgeroepen dat zij bij dit verhoor, hetwelk heeft plaatsgevonden op 11 Augus tus 1959, heeft moeten erkennen, dat de onderwerpelijke kopie was vertoond in een samenstelling, waarin nog ongeveer 60 meter voorkwamen, die krachtens aanwijzing van de Rijksfilmkeuring gecoupeerd hadden moeten worden; 31

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1959 | | pagina 30