Boxtel Nieuwenhagen Schoonhoven 14.000,genieten, terwijl in het andere geval alle acht zaken een proportioneel deel van 32.000,zouden ver krijgen, hetgeen uit een oogpunt van belastingheffing rechtvaardiger is. Ook de mening van Burgemeester en Wethouders, dat het Rijk een uniforme heffing van twintig procent van de hand zou wijzen in verband met de consequenties voor de gemeentelijke financiën, achten de bioscoopexploitanten niet houdbaar. Zij spraken dan ook in het schrijven aan de Raad de overtuiging uit, dat het Rijk na kennisneming van alle feiten bezwaarlijk de goedkeuring zal kunnen onthouden aan een Raadsbesluit, dat het Nijmeegse bio scoopbedrijf althans enig soelaas zou geven. Op grond van deze overwegingen vroegen de bioscoop exploitanten de Raad om in plaats van een herziening van de belastingverordening conform de voorstellen van Bur gemeester en Wethouders een zodanige wijziging van deze verordening tot stand te brengen, dat op bioscoopvoor stellingen in plaats van 25 procent van de onzuivere op brengst twintig procent wordt geheven en geen gediffe rentieerde tarieven worden toegelaten, die niet gelijkelijk gelden voor alle bioscoopondernemingen in Nijmegen. Eveneens op 22 Juni heeft het Bestuur van de Confédé- ration International des Cinémas d'Art et d'Essai de Raad doen weten, dat het de motivering van Burgemeester en Wethouders ten aanzien van de ver doorgevoerde diffe rentiatie in het belastingtarief niet steunt. Het is in het ge heel niet de bedoeling van deze organisatie om zulk een belastingdifferentiatie te bevorderen. Dit alles heeft echter niet mogen baten. De argumenten van de bioscoopexploitanten en van de CICAE hebben het standpunt van Burgemeester en Wethouders niet doen ver anderen. Ook in de Raad zelf bleek er bij de behandeling van de voorstellen op 6 Juli weinig begrip te zijn voor de moeilijke situatie, waarin het Nijmeegse bioscoopbedrijf zich bevindt. De verordening, zoals Burgemeester en Wet houders die hadden voorgesteld, werd zonder stemming aanvaard. Slechts de fractie van de VVD wenste vermeld te zien, dat zij geacht moet worden te hebben tegengestemd. Op 12 September heeft de Raad van de gemeente Boxtel een voorstel van het College van Burgemeester en Wet houders aanvaard om het heffingspercentage van de ver- makelijkheidsbelasting, dat tot dusverre voor gewone film voorstellingen dertig procent bedroeg, vast te stellen op 25 procent. Het percentage voor vertoning met artikel 1- films is gehandhaafd op vijftien procent. De nieuwe verordening zal in werking treden op de dag, volgende op die waarop de Koninklijke goedkeuring zal zijn ontvangen. Op 11 Mei van het vorige jaar had de Raad van de gemeente Boxtel een voorstel van het College van Burge meester en Wethouders aanvaard om in plaats van de geldende tarieven één tarief vast te stellen van twintig procent voor alle filmvoorstellingen. Aan dit Raadsbe sluit heeft de Kroon echter geen goedkeuring; verleend. De Raad van de gemeente Nieuwenhagen heeft op 6 Juli zijn goedkeuring gehecht aan een voorstel van het College van Burgemeester en Wethouders om vertoningen van artikel 1-films vrij te stellen van de heffing van ver- makelijkheidsbelasting. Tot dusverre gold in Nieuwen- hagen een uniform tarief van twintig procent voor alle filmvoorstellingen. De Koninklijke goedkeuring op deze gewijzigde ver ordening is ontvangen op 7 September, zodat de nieuwe regeling op 10 September in werking is getreden. De Raad van de gemeente Schoonhoven heeft in zijn vergadering van 12 September op voorstel van het Col lege van Burgemeester en Wethouders besloten tot verla ging van het tarief van de vermakelijkheidsbelasting op Een scène met Albert Mol en Ingrid Valerius uit de nieuwe speel film van Bert Haan stra „De zaak M.P." De film is vervaar digd door Sapphire Film Productie N.V.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1960 | | pagina 12