De vestiging van bioscopen in kleine gemeenten heeft na 1954 een grote vlucht genomen. Zij is vergemakkelijkt door aanpassing vanwege de bedrijfs organisatie van de toelatingsnormen aan de plaatselijke verhoudingen, zodat zelfs het aanschijn werd gegeven aan een nieuw bioscooptype, de zogenaamde B-exploitatie. Economisch hebben deze zaken geen betekenis. Er zijn er 96 in ons land in evenzovele kleine gemeenten, dorpen en gehuchten, dat is circa 17% van het totale aantal bioscopen met een gezamenlijke omzet van 2,3% van de totale bioscoopontvangsten in ons land. Nochtans doen deze zaken in de diaspora goed werk voor de film, en wat meer zegt, zij voorzien in een behoefte, zoals blijkt uit de aandrang, die dikwijls van de zijde van wereldlijke en geestelijke gezagsdragers uit deze ge meenten ter bevordering van de vestiging wordt uitge oefend. In hun eerste enthousiasme zijn de gemeentelijke over heden vaak tot tegemoetkoming bereid gebleken, omdat haar wel duidelijk is, dat de kansen op rendement te gering zijn voor het vinden van gegadigden en zo die er al zijn, voor het verbeteren en tot ontwikkeling brengen van de eens begonnen exploitatie en met name voor het nemen van risico's in de programmering. Niettemin is de algemene situatie hoogst onbevredigend gebleven. Het valt op de vingers uit te rekenen, dat be drijfjes met een gemiddelde inkomstenmogelijkheid, die vaak beneden de huidige sociale loongrens blijft, niet op gewassen zullen zijn tegen de toenemende investerings- noodzakelijkheid vanwege de technische ontwikkeling van het bioscoopwezen, de stijgende kosten en de verminderde mogelijkheden door de concurrentie van andere ontspan- ningsmiddelen. Het is evident, dat op omzetjes van dertig tot vijftigduizend gulden per jaar niet nog eens zeven tot twaalfduizend gulden door de betrokkenen in het alge meen niet kapitaalkrachtig uiteraard aan de gemeente kunnen worden afgedragen, willen zij vooruitkomen en hun zaken niet sukkelend verpieteren, zonder dat iemand er op den duur nog wat aan heeft. Zoal de vermakelijkheidsbelasting een vraagstuk is, dat brandend is voor geheel ons bedrijf, hoeveel te meer geldt dit dan niet voor deze kleine exploitaties. Het getuigde daarom niet van een juist inzicht toen de Raad van het aan de Berkel in de Gelderse Achterhoek zo landelijk en rustig gelegen Borculo op voorstel van Burgemeester en Wethouders op 16 Februari van dit jaar besloot de belasting te verhogen en wel zonder dat het bezwaarschrift, dat de exploitant ter plaatse tien dagen tevoren had ingezonden, daarbij ter sprake werd gebracht. Kennelijk was de redenering: wij hebben nog een paar interessante dingen op het programma, het budget biedt voor de financiering geen ruimte, wat let ons om de mid delen te halen uit een heffingsbron, die de gemeentenaren niet gelijkelijk treft, weinig opvalt en waarvan hoogstens een enkele ondernemer hinder heeft, die dan maar moet zien hoe hij compensatie vindt, en die in ieder geval for meel niet geacht wordt een belaste partij te zijn, hoog stens betalingsplichtig is tegenover de gemeente. Van enig begrip voor de speciale betekenis van de kleine bioscoop ter plaatse voor de Borculose gemeenschap bleek uiter aard hierbij niets. Voor de bioscoopexploitant in kwestie was de gehele aangelegenheid een rekensom. Hij voelde zich rechtstreeks in zijn belangen geschaad en zag bovendien geen heil in de toekomstige ontwikkeling van zijn kleine bioscoop. Hij vroeg het gemeentebestuur zijn besluit te herzien, daarbij mededelend, dat hij tot zijn spijt tot sluiting van zijn zaak zou moeten overgaan op de dag, dat de verhoogde belasting voor het eerst zou worden geïnd. Zodra dit laatste het geval bleek te zijn, is de zaak gesloten, en zij is gesloten gebleven tot de dag, dat de Raad op zijn be sluit is teruggekomen. Dat was precies vijf maanden la ter. Borculo is met dit alles in het nieuws gekomen, niet zo zeer vanwege de omvang van de kwestie, maar wel vanwege haar betekenis als symptoom. De pers heeft voor dit soort zaken een goede neus; zij heeft intuïtief gevoeld, dat een verhoging onder de gegeven omstandigheden als een boemerang moest werken. Immers, en dat was de ver- Geen juist inzicht

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1960 | | pagina 3