Rapporten van de jury's
Na de pauze werd als hoofdfilm vertoond „Saturday
Night and Sunday Morning" van de Britse filmregisseur
Karl Reisz, die in ons land wordt uitgebracht door N.V.
Filmverhuurkantoor Nederland en die aanleiding gaf tot
uitgebreide discussies.
Het was reeds bij twaalven toen de burgemeester van
Arnhem, de heer Ch. G. Matser op het podium verscheen
om de Internationale Filmweek Arnhem 1961 officieel te
sluiten. In zijn toespraak sprak de burgemeester er zijn
vreugde over uit, dat de Filmweek zoveel belangstelling
heeft getrokken. Meer nog dan twee jaar geleden heeft de
Filmweek geprofiteerd van de deelneming van zovelen,
die in ons land en in het buitenland betrokken zijn bij de
verschillende sectoren van het film- en bioscoopbedrijf.
De belangstelling van de zijde van het publiek is ook aan
zienlijk toegenomen.
Arnhem is als stad van de Filmweek door de grote
massa ontdekt en erkend. De films waren stuk voor stuk
belangrijke premières. Zij legden op gelukkige wijze ge
tuigenis af van het hoge niveau van de hedendaagse film
kunst. Het heeft mij innig verheugd, zo merkte de heer
Matser op, dat er daarbij weer veel premières van Neder
landse korte films waren.
De heer Matser sprak woorden van dank aan allen, en in
het bijzonder ook de rijksoverheid, die tot het welslagen
van de Filmweek een bijdrage hebben geleverd. Ook be
tuigde hij zijn erkentelijkheid aan het gehele Nederlandse
film- en bioscoopbedrijf en zijn hechte organisatie, zonder
welker krachtige steun deze Filmweek ondenkbaar zou zijn
geweest. Met een „Tot weerziens in 1963" verklaarde de
burgemeester de Filmweek voor geslotten.
Na afloop van de laatste voorstelling hield het bestuur
van de Stichting Internationale Filmweek Arnhem 1961
nog een drukbezochte ontvangst in het Sonsbeek Pavil
joen.
Dr J. Hulsker reikt de Staatsprijs Filmkunst 1961 uit aan George
Sluizer.
De jury, die door de staatssecretaris van Onderwijs,
Kunsten en Wetenschappen was belast met de toekenning
van de Staatsprijs Filmkunst 1961, heeft aan de staats
secretaris het volgende rapport uitgebracht:
De jury, bestaande uit de heren Ch. Boost, voorzitter,
B. J. Bertina, Th. van Haren Noman, dr J. M. L. Peters
en R. Uges, leden en J. C. Schuller, secretaris, ingesteld
bij Uwer Excellentie's beschikking van 18 april 1961, nr.
43654, afdeling K., onderafdeling Film, voor de toeken
ning van de Staatsprijs Filmkunst 1961. heeft de eer U
hierbij haar rapport aan te bieden.
Het aantal films, dat meedong naar de door U beschik
baar gestelde prijs voor een film vervaardigd in de perio
de van 1 juni 1959 tot en met 15 mei 1961 door een be
roepsfilmer, bedroeg twintig. Bij dit aantal bevonden zich
een drietal films met een vertoningsduur variërend van
vijftig tot zestig minuten.
De jury, overwegende dat de prijs blijkens uw besluit
beschikbaar is gesteld ter onderscheiding van een vervaar
diger van een korte film, en van oordeel dat, ook interna
tionaal, onder een korte film wordt verstaan een film met
een vertoningsduur van ten hoogste veertig minuten, heeft
gemeend de hierboven bedoelde drie films van deelneming
te moeten uitsluiten, te meer waar een van deze films in
Nederland reeds als hoofdfilm heeft gerouleerd.
Van de overige films moest er helaas nog een vervallen,
omdat deze, hoewel aangemeld, niet tijdig gereed kon zijn,
zodat er derhalve zestien films bij de beoordeling be
trokken werden.
Het bleek de jury ook ditmaal dat bij enkele inzenders
nog altijd een zekere mate van zelfkritiek ontbreekt; er
werden evenals een vorige maal enige films ingezonden,
die zowel technisch als artistiek beneden de maat bleven
om aan een nationale prijsvraag deel te nemen. Met name
werd meer dan eens een overmatig gebruik van, meestal
propagandistisch, commentaar gesignaleerd. Hierdoor kon
een deel van de ingezonden films door de jury niet als
geheel geslaagd worden genoemd. Dit werd te meer be
treurd omdat de films technisch op enige uitzonderingen
na op een behoorlijk, soms zelfs uitstekend peil stonden.
Een ingezonden louter instructieve, medische film ont
trok zich door haar zuiver-wetenschappelijke opzet aan de
beoordelingsnormen van de jury. Niettemin betreurt de
jury het op dit terrein geen onderscheiding te kunnen ver-
121