Duitsland worden ruim honderd films per
jaar gemaakt, die in 1959 een verhuur
opbrengst hadden van 1.300.000 per film,
waarvan ongeveer 900.000 bij de produ
cent terecht komt. (Hierbij is afgezien
van exportopbrengsten).
Niettemin kan de Westduitse filmpro-
duktie niet meer rond komen zonder sub
sidie.
Situatie in oas land
De economische wetten, die internatio
naal aan de filmvervaardiging ten grond
slag liggen, kunnen voor Nederland niet,
althans maar zeer ten dele gelden. Deze
overtuiging is uitgangspunt geworden van
de situatie, die nu omstreeks vijf jaren
bestaat.
De heer Bosman onderwierp vervolgens
de Nederlandse situatie van thans aan een
analyse. Men moet er in het algemeen
van uitgaan, dat de produktiekosten van
een gemiddelde, niet te kostbare Neder
landse filmproduktie ongeveer worden ge
schat op 400.000. Om dit kostenbedrag op
te brengen is een bruto-eindrecette in de
theaters nodig van 1.650.000 en komt men
aan een noodzakelijke filmhuuropbrengst
van circa 550.000, waaruit voor delging
van de produktiekosten ongeveer 400.000
overschiet.
Gedurende de laatste vijf jaren zijn in
ons land elf films gemaakt; de opbrengsten
van deze films waren echter, indien men
het topsucces aan de ene kant en de mis
lukkingen aan de andere kant uitsluit, op
een ervaringscijfer van acht films gemid
deld ongeveer 200.000 aan filmhuur per
film, hetgeen betekent, dat circa 150.000
per film naar de producent kan terug
vloeien. Slechts dit bedrag kan dus als de
economische basis van de produktie gelden
en de gehele rest zal moeten worden bij-
gefinancierd.
Het is een gelukkig ding, dat overheid
en bedrijf zes jaar geleden de handen
ineen hebben geslagen om via een centraal
fonds de beletselen tot een continue ver
vaardiging van films weg te nemen. Via
dit fonds wordt de topfinanciering ten
naaste bereikt tot een gemiddelde van drie
films per jaar. Indien er geen abnormale
dingen gebeuren is de financiering van
drie films per jaar vrijwel verzekerd en
bestaat zelfs enige speling voor fondsvor
ming omdat, indien er een uitschieter is,
de mogelijkheid bestaat, dat het fonds
enige revenuen krijgt. Bovendien is het
Rijk bereid gebleken tot een geleidelijke
verhoging van zijn bijdrage, zodat met de
nodige reserve zelfs mag worden gesproken
van een financieringsmogelijkheid van drie
a vier films per jaar in de komende tijd,
aldus de heer Bosman.
De Bondsdirecteur achtte het vooralsnog
beslist onmogelijk om in ons land te komen
tot een produktie van zes speelfilms per
jaar, zoals in de pers wel wordt veronder
steld. Dit getal wordt door niets gemoti
veerd noch wat betreft de financierings
mogelijkheid noch wat het potentieel in
ons land aangaat.
Dikwijls wordt in ons land de klacht ge
hoord, dat er geen stof voor Nederlandse
films is. Niet het onderwerp is echter de
grote moeilijkheid, maar de filmische
transformatie. Hebben wij de film vol
doende in het bloed zitten? Hier zullen
de makers, die in de loop van de laatste
jaren zich hebben kunnen ontwikkelen,
samen met het bedrijf en met de ervaring
in het buitenland en met een aantal finan
ciers, door een goed coördinerend vermo
gen, dat heel wat heilige huisjes omver zal
moeten lopen, bijeen moeten worden ge
bracht. Dit zal niet aanstonds kunnen in
een industrieel proces volgens buitenlands
model; hier zal alles wat wij tekort komen
aan afzetgebied, dus aan amortisatiemoge-
lijkheden, moeten worden opgebracht door
een geloof in een ideaal, ingegeven door
liefde voor de film.
Terugziende op de afgelopen zeven jaar
constateerde de heer Bosman, dat het ge
middelde van drie films per jaar maar
amper is gehaald. Dit tekort is niet uit
sluitend te wijten aan de financiering. Dit
is inderdaad mede te wijten aan het poten
tieel en zulks niet zozeer in technisch op
zicht als wel wat betreft het creatief en
coördinerend vermogen. Er zijn gelukkig
nieuwe namen aan de lijst van regisseurs
toegevoegd, namen, die met ere zelfs inter
nationaal worden vermeld, maar het is
nog niet voldoende. Wij zullen nog enige
jaren nodig hebben voor de vorming van
Nederlandse regisseurs, meer nog voor de
vorming van scenario- en draaiboekschrij
vers. Wij zullen beslist nog enige camera-
lieden van node hebben, wij zullen vooral
ook nodig hebben enige verdere bekwa
ming in de produktieleiding, wij zullen
nodig hebben een grotere samenwerking
tussen producenten, distributie en theater
bedrijf.
Het Nederlandse filmbedrijf neemt een
unieke positie in. Het heeft voor het tot
ontwikkeling komen van de korte film zo
wel als van de speelfilm het een en ander
gedaan hand in hand met de overheid.
Het heeft de shortproduktie op gang ge
bracht, het heeft destijds de studio's inge
richt, het heeft een school gefinancierd
voor jonge filmkunstenaars, het heeft gel
den beschikbaar gesteld voor het filmfi-
nancieringsfonds, het heeft kredieten be
schikbaar gesteld voor de filmproduktie,
het heeft bovendien de regelingen, die het
in zijn zakelijke verkeer heeft moeten stel
len tot afweer van te groot economisch
overwicht van de buitenlandse produktie
voor het Nederlandse werk opgeheven, het
heeft ook jonge ondernemers de kans ge
geven zich op het produktieterrein nader
te ontwikkelen en het heeft daarvoor meer
malen het grote risico van de mislukking
aanvaard.
Wij zijn er hierbij van overtuigd, dat
de Nederlandse speelfilm evenals zij voor
wat haar economische structuur aangaat
niet kan worden geënt op het buitenlandse
procédé zich ook niet in haar creatie kan
spiegelen aan wat met de ervaring van
de grote buitenlandse produktiecentra
wordt vervaardigd. De Nederlandse speel-
filmproduktie zal een eigen gezicht moe
ten tonen, waaraan de grote documentaire
kracht van de Nederlandse filmerij diepte,
waarde en karakter kan geven. Men zal
niet beducht moeten zijn voor experimen
ten, voor nieuwe en jonge mensen en voor
nieuwe en jonge ideeën. Ik ben er name
lijk vast van overtuigd, aldus de heer Bos
man, dat het succes van een Nederlandse
speelfilm niet bepaald wordt door ramin
gen van welke aard ook, maar door het
doorzetten met de vaste wil een goede film
te maken, een film van een bepaald ni
veau, waarmede ik allerminst bedoel, dat
iedere film van het hoogste artistieke ge
halte moet zijn. Integendeel, laat men
eveneens gezonde amusementsfilms van
een behoorlijk ambachtelijke kwaliteit
brengen en laat men vooral niet altijd de
populariteit van een bepaald onderwerp
willen schuwen. Ik ben ervan overtuigd
dat op deze wijze er zelfs mogelijkheden,
zij het bescheiden mogelijkheden, van ex
port kunnen gaan ontstaan.
In de export bestaat zeer zeker geen
behoefte aan het geijkte thema, dat bij
honderden in de wereld te koop is, maar
daar bestaat wel behoefte aan datgene wat
karakteristiek voor het land van oorsprong
is: daarin moet naar mijn mening een
klein land als het onze bij uitsluiting
zijn kracht vinden. Aan deze export zijn
wij, de enkele bescheiden uitzondering
daargelaten, nog lang niet toe, doch in
dien dit na verloop van jaren wel mogelijk
zou zijn, dan is ook op dat terrein samen
werking en coördinatie geboden, zo hield
de heer Bosman zijn gehoor voor.
Gedurende de discussie over zijn inlei
ding kreeg de Bondsdirecteur nog de ge
legenheid om de noodzaak tot coördinatie
nader toe te lichten. Hij wees er daarbij
op, dat een te grote versplintering, die
tot niets leidt, moet worden voorkomen.
Het heeft geen zin, dat in ons land twin
tig filmproduktiemaatschappijen zouden
ontstaan. Maar het heeft wel zin, dat de
energie gebundeld wordt in een paar
flinke ondernemingen met een paar flinke
leiders.
Het pnbliek
De laatste voordracht, die op zaterdag
ochtend werd gehouden, was voor reke
ning van de psycholoog drs M. van Log-
gem. Deze hield een inleiding over het on
derwerp „De Nederlandse speelfilm en
zijn publiek", waarin hij de vraag op
wierp, of er een publiek is voor Nederland
se films. Bij het zoeken naar een ant
woord op die vraag kan de kassaopbrengst
als een objectieve maatstaf gelden. Men
moet daarbij echter rekening houden met
de snel wisselende maatschappelijke ver
houdingen, waardoor een dergelijke maat
staf aan waarde kan inboeten.
Aan de hand van een analyse van het
succes van een groot aantal toneelstukken
kwam drs Van Loggem tot de conclusie,
dat de meeste stukken, die een artistiek
succes waren ook een financieel succes op
leverden: artistieke successen, die finan
ciële mislukkingen waren, deden zich uit
sluitend voor bij liet experimentele toneel.
Uit deze analyse bleek, dat bij het Ne
derlandse volk aanspreekt een toneelvorm,
waar in een realistische intrigue met een
vleugje moderne sexualiteit is overgoten.
Dit is een internationaal cliché geworden
met een internationaal succes.
Op grond daarvan deed drs Van Log
gem de voorspelling, dat films met een
sterk realistische inslag, die de menselijke
ellende op romantische wijze uitwerken
en waarin enkele personen met sexuele
moeilijkheden optreden, succes zullen heb
ben.
Men zou moeten nagaan, welk publiek
er voor de verschillende filmgenres is. De
mogelijkheden tot onderzoek naar de
smaak van het publiek voor Nederlandse
films zijn groter dan vroeger door de ont
dekking van nieuwe methoden van sociolo
gisch onderzoek. Daarbij zal men aan-
198