Statistieken uit Frankrijk
miljoen mark (in 1960: 869 miljoen mark)
en bleven daarmede ongeveer twaalf pro
cent beneden de stand van het voorgaan
de jaar. De gemiddelde prijs van het ver
kochte toegangsbiljet steeg van 1,43 mark
in 1960 tot 1,48 mark in 1961.
De bedragen, die door de Westduitse
bioscopen in de vorm van vermakelijk-
heidsbelasting werden afgedragen, lagen
in 1961 met in totaal 82,1 miljoen mark
ruim 22 procent beneden die van het voor
afgaande jaar (105,7 miljoen mark). Deze
naar verhouding sterke teruggang van de
belastingopbrengsten houdt verband met
de verlaging van tarieven, die in verschil
lende Bondslanden in de loop van 1961 tot
stand kwam.
Dit had tot gevolg, dat de netto-recettes
een veel gunstiger beeld vertoonden dan
de bruto-recettes. De netto-recettes liepen
terug van 764 miljoen mark in 1960 tot
685 miljoen mark in 1961, een daling van
ruim tien procent.
De filmhuren beliepen bij een in ver
gelijking met het voorgaande jaar gelijk
gebleven gemiddelde filmhuur van 42
procent van de netto-recettes in 1961
een bedrag van 288 miljoen mark. Daar
mede bleven de filmhuren met 33 miljoen
mark (10,4 procent) beneden het resul
taat van 1960 (321 miljoen mark).
In het algemeen hebben de Amerikaan
se en de Italiaanse films in 1961 terrein
gewonnen. Zij verhoogden hun aandeel in
de totale filmhuur en brachten zelfs
meer op dan in 1960. De opbrengsten
van Oostenrijkse, Britse en Franse films
vertoonden weliswaar een achteruitgang
ten opzichte van 1960, maar door de da
ling van het totale filmhuurbedrag steeg
hun procentuele aandeel nog enigszins.
Het sterkste verlies moest de Westduitse
film boeken. Daarbij dient men evenwel
te bedenken, dat het aantal nieuwe Duitse
films, dat in 1961 werd uitgebracht,
slechts 79 bedroeg tegen 98 een jaar te-
Het Centre National de la Cinémato-
graphie Francaise, dat zich onder meer
bezighoudt met het verzamelen van sta
tistische gegevens met betrekking tot het
Franse film- en bioscoopbedrijf, heeft
thans een uitvoerig overzicht gepubliceerd
van de gang van zaken in Frankrijk in
1961. Aan de schat van gegevens, die op
overzichtelijke wijze is gerangschikt in de
-jBilan de 1'activité cinématographique
fran$aise en 1961", wordt hieronder het
een en ander ontleend.
In Frankrijk zijn in 1961 in totaal 167
speelfilms geproduceerd (in 1960: 158).
Daarvan waren echter 59 (vorig jaar 39)
co-produkties, waarvoor het kapitaal vrij
wel geheel uit het buitenland afkomstig
was. Bovendien werden 39 (40) co-produk
ties met in hoofdzaak Frans kapitaal ge
produceerd.
Beziet men de produktiekosten dan kan
men constateren, dat de co-produkties de
grootste bedragen hebben gevergd. Aan de
zuiver Franse speelfilms is in 1961 ge
middeld 1,37 miljoen frank (in 1960:
1,01 miljoen) ten koste gelegd, de co-
produkties daarentegen vergden gemid
deld een bedrag van 3,02 miljoen frank
(in 1960:2,45 miljoen). Over het geheel
genomen werd in de films gemiddeld een
bedrag van 2,34 miljoen frank (in 1960:
1,73 miljoen) geïnvesteerd.
In 1961 werden in Frankrijk 54 kleuren
films vervaardigd tegen 30 in 1960; zestig
films werden gemaakt op breed formaat
tegen dertig een jaar eerder. Het aantal
produktiemaatschappijen, die zich bezig
houden met het maken van programma
vullende films, groeide van 558 in 1960
tot 617 in 1961. Slechts 198 maatschap
pijen waren in 1961 daadwerkelijk bij de
produktie van speelfilms betrokken.
Op hel gebied van de filmverhuur zijn
in Frankrijk 154 maatschappijen werk
zaam. Daarvan bestrijken er dertien het
gehele land. Tien verhuurkantoren zijn in
verschillende landstreken werkzaam, ter
wijl de overige 131 kantoren slechts van
regionale betekenis zijn.
Van de dertien nationale verhuurkan
toren zijn er zes Frans. Deze namen in
1961 ruim 32 procent van de omzet voor
hun rekening. Over geheel Frankrijk zijn
voorts zeven Amerikaanse filmverhuur
kantoren werkzaam, die in 1961 bijna 32
procent van de omzet op de Franse film-
markt verzorgden.
Het aantal bioscopen is in Frankrijk in
1961 met negentien gedaald; op 1 januari
1962 telde het land 5802 bioscooptheaters
met een zetelcapaciteit van 2.772.330. In
1960 was het aantal bioscopen met dertien
gedaald.
Ook het bioscoopbezoek is in 1961 ach
teruitgegaan. De vergelijking met 1960 is
echter enigszins gecompliceerd, aangezien
dat jaar statistisch gezien 53 weken telde.
Het bioscoopbezoek daalde van 354,6 mil
joen in 1960 tot 326,5 miljoen in 1961. Dat
betekent een achteruitgang van 7,42 pro
cent. Telt men echter over 1960 de 53ste
week niet mede dan bedroeg de daling
5,47 procent. Het gemiddelde weekbezoek
daalde van 6,7 miljoen in 1960 tot 6,3 mil
joen in 1961. In 1959 bedroeg het gemid
delde weekbezoek 6,8 miljoen.
In de grote Franse steden, namelijk die
van zestigduizend en meer inwoners, waar
21.4 procent van de bevolking woont,
vindt men 19,4 procent van het aantal
bioscopen en 27,8 procent van de zit
plaatsen. De bioscopen in deze steden
hebben in 1961 46,3 procent van het to
tale bioscoopbezoek tot zich getrokken.
De bruto-recettes kwamen voor 55 pro
cent in deze steden binnen.
De belangstelling voor Franse films is
in Frankrijk nog steeds verreweg het groot
ste: Franse films trokken vorig jaar ruim
51 procent van de bezoekers. Amerikaanse
trokken 27,8 procent van het bezoek. Ita
liaanse bijna zes procent, Britse films 4,5
procent, Westduitse films 4,6 procent en
andere 5,5 procent.
Uitgaande van de Franse bevolking op
1 januari 1961, die op dat ogenblik bijna
46 miljoen zielen telde, komt men voor
1961 tot een gemiddeld bioscoopbezoek per
hoofd van de bevolking tot 7,1. Betrekt
men het bioscoopbezoek op de bevolkings
groep tussen 15 en 65 jaar (ruim 28 mil
joen), dan gaat de Fransman gemiddeld
11.5 keer per jaar naar de bioscoop. Ge
rekend over de gehele bevolking heeft de
Fransman in 1961 gemiddeld veertien
frank aan bioscoopbezoek besteed. Gaat
men hier echter eveneens uit van de be
volkingsgroep tussen 15 en 65 jaar dan
komt men tot een bedrag van 22,70 frank.
In het statistisch overzicht wordt een
poging gedaan om de invloed van de be
volkingsgroei, die op grond van de be
volkingsstatistiek te verwachten valt, op de
ontwikkeling van het bioscoopbezoek in
de komende jaren na te gaan. Men gaat
daarbij uit van de actieve bevolkings
groep, namelijk die tussen 20 en 65 jaar.
Deze groep zal in de komende vijftien
jaar met een miljoen zielen toenemen. Zou
nu het gemiddelde bioscoopbezoek in deze
leeftijdsgroep, dat in 1961 op een niveau
van dertien keer per jaar lag, in de ko
mende vijftien jaar onveranderd blijven,
dan zou de bevolkingsgroei het bioscoop
bezoek in deze periode met dertien mil
joen doen stijgen. Ter vergelijking diene,
dat in Frankrijk sedert 1957 het bioscoop
bezoek met 85 miljoen is gedaald.
De Franse filmuitvoer heeft in 1961 een
iets hogere opbrengst dan in het vooraf
gaande jaar te zien gegeven. Filmrechten
leverden in 1961 een bedrag van bijna
76 miljoen frank op tegen bijna 74 miljoen
een jaar tevoren. De levering van copieèn
bracht 3,7 miljoen op (in 1960: 4,1 mil
joen). In totaal leverde de export dus bij
na tachtig miljoen frank op tegen acht-
enzeventig miljoen in 1960.
De Europese landen vormden het beste
afzetgebied voor de Franse film: de op
brengst bedroeg hier ruim 38 miljoen
frank. Op de tweede plaats kwam Noord-
Amerika met 8,5 miljoen.
313