Operateursexamen 1964
Voor de operateursexamens 1964 hebben zich 57 candi-
daten aangemeld, die in het bezit willen komen van het
diploma A of B. De aanmelding voor het examen ter
verkrijging van het Praktijkcertificaat was bij het ter
perse gaan van deze editie van Film nog niet gesloten,
zodat het gebruikelijke totaal aantal candidaten nog niet
kan worden vermeld.
In ieder geval ziet het er naar uit, dat er belangrijk
minder candidaten zullen zijn dan in 1963 toen het totaal
92 beliep.
Daar ook het aantal deelnemers aan de schriftelijke
cursussen de laatste jaren is teruggelopen, behoeft de ver
mindering in het aantal examencandidaten geen verwon
dering te wekken.
De verdeling over de verschillende vakken van het schrif
telijke examen, dat op 2 en 3 juni werd afgenomen, zag
er als volgt uit
Practijk 24 candidaten
Brandbeveiligingsvoorschriften 24
Lichttechniek29
Electrotechniek 30
Voorschriften Electrotechniek 14
Versterkertechniek20
Ter illustratie van hetgeen van de examinandi werd
verlangd laten wij hieronder de schriftelijke opgaven be
treffende de vakken Cabinepractijk en Brandbeveiligings
voorschriften volgen.
Opgave Cabinepractijk, 2 juni 1964
beschikbare tijd V-k uur
1Noem enige soorten van perforatiebeschadiging en ver
meld waaraan men kan zien of deze schade is veroor
zaakt door de boventransportrol, de tamboer of de
ondertransportrol
2. Hoe wordt bereikt, dat tijdens de projectie van ieder
filmbeeldje de tamboer absoluut stilstaat?
3. Wat is het voordeel van het Vista Vision systeem. Hoe
wordt dit bereikt?
4. Waarom is bij Xenonlicht een hulpspiegel nodig? Waar
bevindt zich die tweede spiegel? (Met schetsje toe
lichten).
5. Hoe kan vervorming van het filmmateriaal ontstaan?
Wat kan daarvan tijdens de projectie het gevolg zijn?
Is tegen deze vorm van filmschade iets te doen. Zo ja,
wat dan?
6. Waarop berust de werking van de foto-electrische cel
in de geluidsaftast-inrichting? Waarom moet aan de
anode van deze cel een positieve gelijkspanning worden
aangelegd? Hoe hoog is deze spanning meestal on
geveer?
7. In welk geval heeft het zin een projectiescherm voor
35 mm grootbeeldprojectie enigszins gebogen op te
stellen? Wat voor scherm moet dit dan zijn? Waarom
is dat zo?
8. In een zaal, met een projectie-afstand van 40 m. wenst
men een Cinemscope beeld van 17 m. breed. Wat is de
brandpuntsafstand van de te gebruiken basislens? (basis
formule: f
mm.)
b x Pa
-breedte Cinemascope masker 21,3
o
9. Hoe heeft men bij de pulserende lichtbron (flitslicht)
de synchroniteit tussen de lichtflitsen en de beeldbewe
ging tot stand weten te brengen?
10. Waarom moet bij een anamorfoot steeds een basislens
worden gebruikt? Wat is de functie van deze lens? Is
de brandpuntsafstand van deze lens als regel korter of
langer dan die van het objectief dat in dezelfde bioscoop
voor Wide Screen projectie wordt gebruikt? Waarom
is dat zo?
11. Noem een drietal voordelen van 70 mm projectie ten
opzichte van 35 mm.
Een kijkje in de projectie
cabine (City Theater te
Amsterdam).
269