3. om in dat geval in deze speciale algemene ledenvergadering
met voorstellen te komen, die de buitenwereld (de Overheid
inclusief) duidelijk maken dat de precaire toestand waarin
zich vele leden bevinden, een onmiddellijke oplossing van dit
vraagstuk eist;
De motie werd ondersteund door:
Jogchem's Theaters N.V., Nationale Bioscoop Onder
nemingen N.V.; Chermoek's Theaters N.V., Calypso, Rialto
en Flora Theaters; N.V. Romef en N.V. Amef.
De motie werd onder applaus van de vergadering met al
gemene stemmen aanvaard en de voorzitter sprak hierna
de wens uit, dat het niet nodig zou zijn om tot 1 oktober
1965 te wachten, maar dat het hoofdbestuur veel eerder
gunstige mededelingen terzake van het belastingvraagstuk
aan de leden zou kunnen doen.
De heer A. G. Visser Flora Baarn vroeg naar aanleiding
van de zinsnede in de brief aan formateur Cals betreffende
de terugslag van de reclame-T.V. op de bioscoopreclame,
of het de bedoeling is dat de bioscoopondernemers mee
delen uit de opbrengst van deze reclame-T.V.. De voor
zitter beantwoordde deze vraag bevestigend, met dien ver
stande, dat dit verzoek valt onder het complex van voor
stellen dat aan de regering is gedaan. Wij willen, zoals
gezegd, tegenover de afschaffing der belasting en een ver
goeding uit de T.V. reclame-pot, positieve daden stellen.
Overige agendapunten
Op voorstel van de notulencommissie, bestaande uit de
heren Mr. J. M. Landré te Rotterdam, C. van Liere te
Goes en L. J. Paerl te Amsterdam, werd besloten tot goed
keuring van de notulen der op 20 april 1964 gehouden
jaarlijkse ledenvergadering.
Op voorstel van de voorzitter werden tot leden van de
commissie tot het nazien van de notulen dezer jaarverga
dering benoemd mevrouw D. D. J. Kempt-van den Bergh
te Amsterdam, Mr. P. Meerburg te Amsterdam en P. Vink
Jr. te Deurne. Het voorstel tot het verlenen van dispensatie
van het bepaalde in artikel 26 der Statuten met betrekking
tot het houden van de jaarvergadering voor of op 31 maart
werd goedgekeurd. Het jaarverslag van de werkzaamheden
over 1964 gaf enige leden aanleiding tot het stellen van
vragen of het maken van aanmerkingen. De heer E. Alter,
(N.V. Spiendal Film), die het eerst het woord verkreeg,
verklaarde het een gedenkwaardig, merkwaardig en lof
waardig verslag te achten. Lofwaardig voor de wijze waarop
het door de Bondsdirecteur de heer J. G. J. Bosman en
zijn medewerkers samengesteld werd, en waarvoor hij hem
en de betrokken functionarissen alle lof, dank en hulde
toezwaaide, merkwaardig omdat in dit verslag mededelingen
voorkomen die hem niet duidelijk zijn zonder nadere toe
lichting, gedenkwaardig wegens de klare doch sombere
taal die uit dit verslag spreekt.
Spreker vroeg tenslotte meer in hoofdzaak inlichtingen
aangaande in dat verslag vermelde punten doch had geen
aanmerkingen op het verslag als zodanig. Een iets ander
geluid liet de heer J. P. M. A. Smulders (N.V. Cityfilm en
N.V. City Theater te 's-Gravenhage) horen omdat hij wel
kritiek uitte in deze zin, dat hij de inleiding te negatief
vond. Overigens had hij veel respect en grote waardering
voor het knappe werkstuk, dat de Bondsdirecteur namens
het Hoofdbestuur het licht had doen zien. Het beklemtonen
van een minder gunstige gang van zaken bij verschillende
bioscopen, juist op de eerste pagina van het verslag was
door verschillende dagbladen aangegrepen om met grote
koppen in de bladen te suggereren, als zou het bioscoop
bedrijf ten dode zijn opgeschreven. Dit maakt op de lezers
een verkeerde indruk omdat men geneigd is een zaak, die
als achteruitgaande gedoodverfd wordt, niet meer te be
zoeken. Spreker meende, dat het tijd werd, om het in de
toekomst over een andere boeg te gooien, zonder nochtans
in het contact met de overheid te verzuimen de meer
interne zaken van het bedrijf te belichten.
De voorzitter ging op de door de heer Alter gestelde vraag
in door een nadere toelichting te geven op verschillende
punten en zei in antwoord op de opmerking van de heer
Smulders, dat het in deze aangelegenheid moeilijk laveren
is. Enerzijds zou men zo weinig mogelijk kenbaar willen
maken over bepaalde moeilijkheden, anderzijds is het niet
doenlijk dit na te laten, als men de steun nodig heeft van
de overheid om op grond van de gang van zaken in het
bedrijf een verlichting van lasten te krijgen.
De Bondsdirecteur voegde hier nog aan toe, dat men in
de huidige tijdsomstandigheden niet meer kan ontkomen
aan publicatie van cijfers. Doen wij het niet, dan doen
anderen het wel. De publicaties van andere instanties zijn
voor ons ongelukkiger. Met betrekking tot de opmerkingen
van de heer Alter verklaarde de Bondsdirecteur nog, dat
genoemde heer aan het verslag niet meer waarde moet
toekennen dan een registratie van gebeurtenissen. Het is
niet de taak van het verslag om het beleid te beoordelen
of uit te stippelen.
De heer Visser (Flora, Baarn) had bezwaren tegen de vóór
publicatie van het jaarverslag door de pers, waarop de
Bondsdirecteur antwoordde, dat het onmogelijk is hieraan
te ontkomen als dit verslag tien dagen voor de vergadering
aan de leden wordt toegezonden. De pers zou het ons
bovendien hoogst kwalijk nemen, als wij haar onze in
lichtingen niet tijdig zouden verstrekken. Dit is voor een
goede verstandhouding met die pers beslist nodig. Het ver
slag werd hierna, onder dankzegging aan de Bondsdirecteur
en zijn medewerkers voor de wijze waarop het verslag was
samengesteld, goedgekeurd.
Financiële stukken
De Bondspenningmeester, de heer A. F. Wolff, gaf bij de
rekening en verantwoording voor het financieel beheer over
1964 een toelichting. Hij meende te mogen constateren,
dat zijn belofte om in 1964 een zuinig beheer te voeren
volledig is nagekomen en dat verder de sombere klanken
van de heer Alter over de vooruitzichten ten aanzien van
de inkomsten niet zijn verwezenlijkt. Dat het is gelukt om
een zuinig beheer te voeren is mede te danken aan de
buitengewone medewerking van de Bondsdirecteur en zijn
staf om zoveel mogelijk werk door zo weinig mogelijk
mensen te doen verrichten.
De heer Alter bracht vervolgens verslag uit namens de
Commissie van Rapporteurs. Naar aanleiding van de in
leiding van de heer Wolff meende hij te moeten opmerken,
dat de bezuinigingen mede een gevolg waren van de aan
drang die terzake steeds was uitgeoefend door de commissie.
Spreker meende, dat bepaalde suggesties zijn gevolgd,
die tot deze bezuiniging hebben geleid. Overigens was hij
Hoofdbestuur en Bondsdirecteur voor deze medewerking
erkentelijk. Spreker verklaarde, dat de Commissie van
Rapporteurs, welke dit jaar uit slechts twee personen had
bestaan, n.1. de heer C. van Liere en hijzelf, geen aan
merkingen van betekenis heeft op het gevoerde beleid.
De rekening en verantwoording over 1964 alsmede de
balans per 31 december 1964 werden na beantwoording
van enige vragen goedgekeurd, evenals het contributievoor-
stel voor het jaar 1965.
Met betrekking tot de begroting voor het jaar 1965 merkte
385