HUUR-
COMPEN
SATIE
EN
SOCIALE AANGELEGENHEDEN
Sociale commissie voor het Bioscoopbedrijf
Minimuminkomen
Het College van Rijksbemiddelaars beeft op 6 december van het vorig jaar bepaald, dat
het zonder voorafgaande afzonderlijke toestemming aan werkgevers geoorloofd is aan
werknemers van 23 jaar en ouder, alsmede aan kostwinners beneden 23 jaar als
compensatie voor de op 1 januari 1966 van kracht geworden huurverhogingen een
bijslag bij de loonbetaling uit te keren. Deze bijslag bedraagt ten hoogste 2,per
week of 8,70 per maand of 1,25% van het rechtens geldende loon, indien dit percen
tage tot een hoger bedrag zou leiden. Voor werknemers, die niet in volledige dienst zijn
of die minder dan 40 uur per week arbeid verrichten, wordt deze bijslag naar
evenredigheid verlaagd.
Onder kostwinners worden verstaan werknemers, wier normale inkomsten tenminste
2/3 deel vormen van de totale inkomsten (waaronder begrepen uitkeringen ingevolge
sociale voorzieningen) van het gezin waartoe zij behoren.
Voor de eerste maal heeft het College van Rijksbemiddelaars het uitkeren van de bijslag
voor huurcompensatie niet bindend voorgeschreven. Alle vorige huurcompensaties waren
verplicht. Nu wordt er aan de werkgever alleen vergunning tot het uitbetalen van de
bijslag verleend.
Een ander verschil met de vorige huurcompensatiebeschikkingen vindt men in de
omschrijving van de categorie werknemers, die voor compensatie in aanmerking komen.
Gehuwde vrouwen niet-kostwinsters worden niet langer uitgezonderd, zoals tot dusver
steeds het geval was. Het staat de werkgever echter vrij, wanneer hij van de vergunning
gebruik zou willen maken, de gehuwde vrouwen niet-kostwinsters uit te zonderen.
De Sociale Commissie voor het Bioscoopbedrijf, waarin naast vertegenwoordigers van
de Nederlandsche Bioscoop Bond afgevaardigden van de beide werknemersorganisaties,
de Algemene Bond Mercurius en de Katholieke Bond St. Antonius, zitting hebben, heeft
inmiddels de beschikking van het College van Rijksbemiddelaars inzake de huurcom-
pensatie-1966 in beraad genomen.
De nieuwe huurcompensatie moet worden bezien als een onderdeel van de mogelijkheden
tot loonverhoging in 1966. Volgens officiële aanwijzingen zal de loonkostenstijging in
1966 6 a 7% per collectieve arbeidsovereenkomst mogen bedragen.
De Huurcompensatiebeschikking-1966 voorziet ook in verwerking van de huurbijslag
in de collectieve arbeidsovereenkomst. In de beschikking is namelijk bepaald, dat zij
komt te vervallen op de datum, waarop wijziging van de loonbepalingen van de betref
fende collectieve arbeidsovereenkomst of loonregeling plaats vindt. Er zij in dit verband
aan herinnerd, dat alle vorige huurcompensaties zijn verwerkt in de collectieve arbeids
overeenkomst voor het bioscoopbedrijf, die op 1 juli 1965 in werking is getreden.
In de collectieve arbeidsovereenkomst voor het bioscoopbedrijf, die op 1 juli 1965 in
werking is getreden, is voor de eerste maal melding gemaakt van een gegarandeerd
minimum loon. Volgens artikel 6, lid 2 van de CA.O. bedraagt dit minimum, ongeacht
de gemeenteklasse, voor operateurs, portiers en controleurs 110,en voor cassières
100,per week, mits zij 23 jaar of ouder zijn en per week tenminste 40 uur in de
bioscoop werkzaamheden verrichten.
De toevoeging van deze garantie in onze CA.O. was een gevolg van het feit, dat de
Stichting van de Arbeid bij het toetsen van de CA.O.'s het minimum loon (aanvankelijk
100,voor mannen en 90,voor vrouwen, later verhoogde tot respectievelijk
110,en 100,als norm hanteerde, zodat in vrijwel alle andere bedrijven bij het
wijzigen of verlengen van de arbeidsovereenkomsten het gegarandeerd minimum loon
was aanvaard.
In december van het vorig jaar is het overleg tussen werkgevers- en werknemersorgani
saties in de Stichting van de Arbeid over de centrale loonpolitieke elementen volledig
vastgelopen. Het struikelblok was het vaststellen van een minimuminkomensnorm, die
bij het beoordelen van collectieve arbeidsovereenkomsten als maatstaf zou worden ge
hanteerd. Van de zijde van de werkgevers is tegen het verder hanteren van deze norm
aangevoerd, dat het voornaamste bezwaar gelegen is in de gewijzigde opzet van het
stelsel van de loonvorming zelf. In deze opzet immers wordt de verantwoording voor
de loonvorming gelegd bij de bedrijfstakken; de vaststelling van de laagste lonen behoort
nu eenmaal ook tot de loonvorming. Bovendien werd van werkgeverszijde gevreesd, dat
een centraal aanvaard gegarandeerd minimuminkomen de onderhandelingen over het
12