ALGEMEEN
BEDRIJFSREGLEMENT
sterdamsche Maatschappij tot Exploitatie van Onroerende Goe
deren Fortuna N.V. en de Mij. tot Exploitatie van Roerende en
Onroerende Zaken „Madrid" een der straffen als bedoeld in
artikel 15 der Statuten op te leggen, met dien verstande, dat het
Hoofdbestuur, rekening houdende met alle factoren en in aan
merking nemende, dat te hunnen opzichte tot nu toe geen toe
passing van artikel 15 der Statuten heeft plaats gevonden voor
soortgelijke feiten, in dit geval heeft willen volstaan met hen
de straf van waarschuwing op te leggen.
Het Hoofdbestuur van de Nederlandsche Bioscoop-Bond heeft
besloten krachtens artikel 15 der Statuten de N.V. Asta Theater,
Exploiterende het Asta Theater te Beek en Bioscoop Stein te
Stein, de straf van waarschuwing op te leggen ter zake van het
feit dat blijkens een artikel in het Weekblad „Revue" van
13 november 1965 harerzijds in een interview zodanige uitlatin
gen zijn gedaan, dat zij hiermede heeft gehandeld in strijd met de
algemene belangen en de waardigheid van het Nederlandse film
en bioscoopbedrijf.
Deze beslissing is genomen op grond van de overwegingen:
DAT in het weekblad „Revue" van 13 november 1965 een
artikel is verschenen over het onderwerp „Film nu in Neder
land", waarin onder meer een verklaring van de directeur van
de vennootschap de heer J. H. Dirix, is opgenomen, welke
verklaring, naar mag worden aangenomen in verband met het
gebruik van aanhalingstekens, letterlijk is afgelegd;
DAT het Hoofdbestuur de bedoelde verklaring, voorkomende
op pagina 19 van genoemd weekblad, strijdig heeft geoordeeld
met de algemene belangen en de waardigheid van het Neder
landse film- en bioscoopbedrijf en de N.V. Asta Theater naar
aanleiding hiervan krachtens artikel 15 der Statuten voor ver
hoor heeft opgeroepen, hetwelk op 30 november 1965 heeft
plaats gevonden;
DAT tijdens dit verhoor door de heer Dirix voornoemd in
hoofdzaak is verklaard, dat hij zich bij het interview wel on
geveer in bewoordingen heeft uitgelaten die overeenstemmen
met de in het bewuste artikel vermelde tekst, doch dat het
accent hier en daar is verlegd, zodat zijn verklaringen een
scherper karakter hebben verkregen dan het geval was; dat de
heer Dirix de betrokken journalist tevens had verzocht juist de
passage in kwestie niet te publiceren;
DAT het Hoofdbestuur het niet voor twijfel vatbaar acht, dat
de in het desbetreffende weekblad gepubliceerde tekst zoal niet
letterlijk dan toch naar strekking overeenstemt met de door de
N.V. Asta Theater afgelegde verklaringen, hetgeen trouwens
wordt bevestigd door het feit, dat zij de bewuste passages
liever niet gepubliceerd had willen zien blijkens haar verzoek
ter zake aan de betrokken journalist;
DAT iedere bioscoopexploitant wordt geacht te beschikken over
de nodige kennis van zaken op het stuk van publiciteit en con
tact met de pers of andere publiciteitsmedia, hetgeen in het
bijzonder ten aanzien van de N.V. Asta Theater kan worden
gesteld met het oog op haar relatief ruime ervaring in dit op
zicht, zodat men van haar dus de grootst mogelijke zorgvuldig
heid had mogen verwachten bij het verkondigen van haar
zienswijze en volledig verantwoordelijk moet worden gesteld voor
de gepubliceerde verklaringen;
DAT de N.V. Asta Theater door haar uitlatingen een volkomen
onjuist beeld heeft gegeven van het zakelijk beleid van haar
bedrijfsgenoten, daaronder begrepen de wijze van benadering
van de plaatselijke overheid ter verkrijging van soelaas op het
stuk van de heffing van vermakelijkheidsbelasting, waardoor
zij niets slechts hun goede naam heeft geschaad, doch bovendien
afbreuk heeft gedaan aan de pogingen welke vanwege deze
bedrijfsorganisatie en haar leden in het werk worden gesteld om
tot verlichting van de lastendruk op deze bedrijfstak te geraken;
DAT het Hoofdbestuur de handelwijze van de N.V. Asta
Theater strijdig oordeelt met de algemene belangen en de waar
digheid van het Nederlandse film- en bioscoopbedrijf, weshalve
het heeft besloten haar een der straffen als bedoeld in artikel 15
der Statuten op te leggen, met dien verstande, dat het Hoofd
bestuur, rekening houdende met alle factoren en in aanmerking
nemende, dat te harer opzichte tot nu toe geen toepassing van
artikel 15 der Statuten heeft plaats gevonden voor soortgelijke
feiten, in dit geval heeft willen volstaan met de straf van waar
schuwing op te leggen.
Het Hoofdbestuur heeft besloten toestemming te verlenen als
bedoeld in het Algemeen Bedrijfsreglement aan:
De Firma Poortinga en Vlasman, (firmanten: P. A. Poortinga en
B. Vlasman) tot inschrijving te haren name van de permanente
bioscoop-A: Amacitia te Franeker, welke tot dan toe in het
bedrijfsregister was ingeschreven ten name van mej. A. C.
Hogendijk;
de Belegging- en Beheermaatschappij Velasquez N.V., Marnix-
straat 404 te Amsterdam, onder directie van de heren Drs. W.
Hofman en Mr. P. A. Meerburg, tot inschrijving te haren name
van de permanente bioscoop-A: 't Venster te Rotterdam, welke
tot dan toe in het Bedrijfsregister was ingeschreven ten name
van de heer E. J. Weier te Rotterdam.
Wegens het beëindigen der exploitatie heeft het Hoofdbestuur
uitgeschreven de volgende permanente bioscopen:
National Theater te Amsterdam, Mebio te Meerssen, City Theater
te Soestdijk, Bioscoop Odemarus te Ootmarsum, Olympia Thea
ter te Amsterdam en City Theater te Uitgeest.
De Commissie Nieuwe Zaken heeft in haar zitting van 12 januari
besloten toestemming te verlenen, als bedoeld in het Algemeen
Bedrijfsreglement, aan:
Bioscoop- en Theaterbedrijf Joh. Miedema N.V. te Sneek, tot
het gaan exploiteren van een nieuwe permanente bioscoop-A
naast haar bestaande Luxor Theater aan de Kerkstraat 32 te
Hoogeveen;
de N.V. Theatermaatschappij Gofilex i.o. aan de Pluvierenlaan 49
te Bilthoven, tot het gaan exploiteren van een nieuwe reizende
bioscoop;
de N.V. Pan Film te Amsterdam, tot het gaan exploiteren van de
bedrijfstakken e en f van een filmproductiezaak.
De Commissie Beroep Nieuwe Zaken heeft in haar zitting van
6 oktober 1965 behandeld een door de heer A. L. Bonefang te
Amstelveen ingesteld hoger beroep tegen de beslissing der
Commissie Nieuwe Zaken, waarbij hem de gevraagde toestem
ming als bedoeld in het Algemeen Bedrijfsreglement tot het gaan
exploiteren van een filmverhuurkantoor voor de bedrijfstak-a
was geweigerd.
De Beroepcommissie bevestigde de beslissing der Commissie
Nieuwe Zaken, waarmede de weigering in eerste instantie ge
handhaafd bleef.
Toelating lidmaatschap
Tot het lidmaatschap van de Bond is toegelaten: de Belegging
en Beheermaatschappij Velasquez te Amsterdam, voor het ex
ploiteren van Theater 't Venster te Rotterdam.
Beëindiging lidmaatschap
Wegens verlies der vereisten is het Bondslidmaatschap geëin
digd van:
Mej. A. C. Hogendijk, voormalig exploitante van het Amicitia
Theater te Franeker;
G. N. Ottema, voormalig exploitant van het opgeheven Olympia
Theater te Amsterdam;
A. Matton, voormalig exploitant van het opgeheven City Theater
te Uitgeest.
de heer L. 1. Jogchem, voormalig exploitant van het City Theater
te Soestdijk, corr.-adres: Laageinde te Waalwijk;
de heer G. F. Hulsink, voormalig exploitant van de opgeheven
bioscoop Odemarus te Ootmarsum;
de heer L. Groen, als exploitant van het opgeheven filmver
huurkantoor Louis Groen Filmagency, Churchilllaan 308 te Am
sterdam.
Liquidatie waarborgsommen
In verband met de beëindiging van het lidmaatschap van de
hierna vermelde voormalige leden worden de leden van de
Nederlandsche Bioscoop-Bond en van de Nederlandsche Ver-
eeniging van Bioscoopreclame-Exploitanten uitgenodigd even
tuele vorderingen binnen acht dagen na het verschijnen van deze
publicatie schriftelijk bij het Bondsbureau in te dienen op:
Mej. A. C. Hogendijk, voormalig exploitante van het Amicitia
Theater te Franeker;
A. Matton, voormalig exploitant van het opgeheven City Theater
te Uitgeest;
de heer L. J. Jogchem, voormalig exploitant van het City Theater
te Soestdijk; O F. Hulsink, voormalig exploitant van de Bioscoop
Odemarus te Ootmarsum en de heer L. Groen, voormalig exploi
tant van Louis Groen Filmagency te Amsterdam.
32