MATHIJS DESMET 80 JAAR In Engeland, waar men enige jaren geleden de belasting op bioscopen radicaal heeft afgeschaft, vraagt men zich nu reeds af of het sluitingsproces zich niet te rigoreus voltrokken heeft en of men wel tijdig on derkend heeft èn de sociale functie van de bioscoop èn het investeringsvraagstuk zodra er behoefte aan nieuwbouw ontstaat. In een in 1962 op instigatie van vooraanstaande figuren in de filmindustrie door Spraos samengesteld rapport, concludeert deze econoom, dat de verdwijning van bioscopen in kleine gemeenten en van de buurttheaters in de grote steden een zwaar maatschappelijk verlies met zich brengt. Het filmbezoek hangt, zoals hij aantoont, wezenlijk af van het beschikbaar zijn van bioscopen. Hoe meer bioscopen er zijn des te gevarieerder de filmkeuze en des te groter hun toegankelijkheid in iedere plaats. Ingeval het aantal bioscopen wordt verminderd, daalt het totale filmbezoek. En het daalt in dit geval niet als gevolg van een zelfstandige smaakverschuiving in de richting van ander amusement, maar als gevolg van de vermindering van de beschikbare mogelijkheden voor bioscoopbezoek. Dit is een gedwongen onthouding van bioscoopbezoek en vormt een duidelijk maatschappelijk verlies, dat des te erger is, omdat het hoofd zakelijk op de lagere inkomstengroepen neerkomt, die uit de aard der zaak geen grote keuze voor ander amusement hebben. Hij bepleit dan, dat het wenselijk is dit verlies zo klein mogelijk te maken en dat, als een prijs moet worden betaald hetgeen onvermijdelijk is het waard is deze te betalen als hij dui delijk minder is dan het verlies dat hij helpt vermijden. Hoeveel temeer geldt deze conclusie voor ons land. In Amsterdam zijn thans acht buurttheaters verdwe nen. Bovendien zijn er enige onder de resterende zaken in deze categorie die hun sluiting reeds hebben aangekondigd. Begin 1965 deden zij een beroep op het gemeentebestuur om via een overbruggingsrege ling hun zaken te kunnen behouden. Een halfjaar later deelden Burgemeester en Wethouders mede, dat zij dit verzoek moesten afwijzen. Inmiddels betaalden deze bioscopen sedert de bevrijding enige miljoenen aan vermakelijkheidsbelasting aan de gemeente. Ook hier weer hetzelfde verschijnsel. De gemeente sou peerde de baten op en de zaken zitten zonder reserve om de huidige moeilijkheden te overbruggen. De bioscopen die in Amsterdam inmiddels gesloten zijn, hadden bij elkaar een bezoekcijfer van ruim zeshon derdduizend per jaar. Niettemin is het bezoek in Amsterdam in dezelfde periode met een veelvoud ge daald. Die daling is niet minder groot geweest dan elders en dan in steden als Rotterdam en Den Haag. Men mag veilig aannemen, dat de bezoekers van de opgeheven zaken voor het merendeel verloren zijn gegaan. De veronderstelling, dat zij terecht zouden komen in de bestaande theaters is een illusie. Het is een verlies, dat de huidige conjuncturele verliezen extra belast. Ook het belastingverlies voor de gemeente wordt door niets gecompenseerd, hetgeen de kortzichtigheid aantoont, waarmee het hoofdstedelijk bestuur het bioscoopvraagstuk heeft afgedaan. Wij hopen een volgende keer een aantal voorbeelden te kunnen releveren, waar juist door samenwerking tussen gemeentebestuur, bedrijfsleven en exploitant een aanvaardbare oplossing voor het plaatselijk bio scoopvraagstuk werd bereikt. Maar deze exempels zijn zo zeldzaam, dat zij aan de urgentie van een cen trale aanpak van het vraagstuk als geheel niets afdoen. De heer Mathijs Desmet heeft in intieme kring op 14 januari zijn tachtigste verjaardag gevierd. Het hoofdbestuur heeft hem bij die gelegenheid een bloemenhulde gebracht vergezeld van een harte lijke felicitatie. De heer Desmet is wegens uitzonderlijke verdiensten sinds 1961 erelid van de Bond. Bovendien is hij erevoorzitter van de Afdeling Het Zuiden.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1966 | | pagina 4