REDE VAN FILMCRITICUS JAN BLOKKER BIJ AANVAARDEN GRAADT VAN ROGGEPRIJS derheid en zakelijkheid hebben die vele ,,Cahiers"-artikelen pijnlijk mis sen. Subjectief van instelling, apodiktisch van toon, hebben uw kritieken zeer wezenlijk bijgedragen tot een Neder lands „filmklimaat" dat beweeglijk en levend is geworden en vooral ook een enorme uitbreiding heeft ondergaan, zowel naar de creatieve als naar de receptieve zijde. Het is dan ook geen wonder dat u niet op een beschouwe lijke afstand van een jonge filmgene- ratie bent gaan staan, maar pal daar naast. Men kan er over twisten of dat de gunstige positie voor de criticus dat is één is; men kan 't erover eens zijn dat die positie hèm èn zijn publiek levend houdt. De jury heeft bij haar beslissing uiter aard niet uw eigen creatieve bijdragen aan Nederlandse films willen betrek ken: niettemin vormen ze er een spre kend bewijs van, hoe hartstochtelijk uw filmengagement is. Maar liever nog wil de jury de nadruk leggen op de didaktische waarde van uw kritie ken. U hebt uw publiek leren kijken. U hebt aan dat kijken wel ooit expli ciet een artikel gewijd u hebt het in ettelijke kritieken aan uw lezers voorgedaan. Ik wil als voorbeeld graag uw beschouwing van Visconti's „De luipaard" noemen, waarin u dwars door het uiterlijk van een kleurige historiefilm heen keek naar een veel innerlijker en „persoonlijker" film van de grote Italiaan. Uw kritieken zijn oefeningen in het kijken en zij hebben een groot aandeel gehad in de vor ming van een steeds groeiend publiek dat weer nauwlettend een film gaat zien als een roman gelezen wordt. Dat alles maakt de lezing van uw kritische arbeid tot een boeiend en intelligent avontuur, ook voor degenen die zelf misschien de voorkeur geven aan een grotere kritische distantie tot ver schijnselen en stromingen. De jury heeft zich bij haar beslissing bepaald niet willen mengen in een polemiek die nog altijd niet ten einde is en ook niet ten einde zal komen voordat te genstanders elkaar wellicht weer in een nieuwe filmvorm gevonden zul len hebben. Dat toekomstbeeld hoeft geen illusie te zijn want er is één ding dat juist de tegenstrijdige kritieken verenigt: de liefde voor de film. Van de liefde, lan Blokker, zijn uw aktiviteiten en allereerst uw kritische aktiviteiten in hoge mate het bewijs het is daarom met volle overtuiging dat de jury u heeft aangewezen voor de Graadt van Roggenprijs 1966. De uitreiking en de aanvaarding van de Graadt van Roggenprijs voor de filmcritiek vraagt als het ware om een Credo van de criticus aan wie de eer te beurt valt die prijs te mo gen ontvangen. Die eer is ditmaal aan mij te beurt gevallen ik ben er dankbaar voor, ik ben er in ze kere zin door gevleid, en des te gro ter is daarom de bedremmeldheid waarmee ik het woord neem om u teleur te stellen. Want als iets mij moeilijk afgaat, dan is het een Credo, een geloofsbelijdenis en wel om de eenvoudige reden, dat ik van huis uit geen gelover ben, maar een twij felaar. Ik wil er rond voor uit komen, dat mijn twijfel tamelijk ver gaat. Zo ben ik geneigd te twijfelen aan de toe reikendheid van het begrip film-criti- cus. En aan de juistheid van het be grip „artistieke film". Ik ben geneigd te twijfelen aan de houdbaarheid van de filmopvattingen die Graadt van Roggen vijfendertig, veertig jaar ge leden met zo veel geestdrift en met zoveel intelligentie verdedigde en dus per consequentie geneigd te twijfelen aan het instituut van een Graadt van Roggenprijs; om dan nog maar te zwijgen van mijn twijfel over de vraag of ik op dit moment wel de aangewezen persoon ben om die prijs te bezitten. Aanvaard héb ik 'm intussen al twijfel en hebzucht gaan uitstekend samen en het minste wat ik er te genover kan stellen is een poging, hoe twijfelachtig misschien ook, om mijn standpunt toe te lichten. De naam van de onderscheiding die hier vanmiddag aan de orde is, voert onze gedachten onherroepelijk terug naar de geruchtmakende dagen van de Amsterdamse Filmliga aan het eind van de jaren twintig. Naar de roemrijke namen, met andere woor den, van de grote voorvechters van de zogenaamde goede film in Nederland Scholte, ter Braak, Koster, Huyts, Jordaan, Binnendijk en Graadt van Roggen. Het werk dat zij deden, de ambities die hen leidden, waren voor dié tijd in dit land van groot belang dat is één van de weinige dingen waarover ik hier géén twijfel wil la- 8

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1966 | | pagina 8