Keizersgracht 778, gedaagde.
De Commissie van Geschillen (Eerste Kamer) van de Neder-
landsche Bioscoop-Bond, volgens de Statuten en het Arbitrage
Bondsreglement van die Bond benoemd en aangewezen als
arbitragecollege voor de beslechting van geschillen tussen leden
van de Nederlandsche Bioscoop-Bond,
IN AANMERKING NEMENDE:
dat eiseres bij request van 28 mei 1966 een geschil contra
gedaagde heeft aanhangig gemaakt, van welk request een
afschrift aan dit vonnis is gehecht en dat beschouwd wordt
als hier te zijn ingelast;
dat gedaagde een schriftelijk verweer gedateerd juni 1966 ter
zitting heeft ingediend, waarvan afschrift aan eiseres is overhan
digd, van welk verweerschrift eveneens een afschrift aan dit
vonnis is gehecht en dat beschouwd wordt als hier te zijn
ingelast;
dat de Commissie partijen tijdig heeft opgeroepen tot haar
zitting op maandag 27 juni 1966 op het Bureau van de Neder
landsche Bioscoop-Bond te Amsterdam;
daê aldaar verschenen zijn de heer J. J. L. Gielisse, directeur
van eiseres, enerzijds en de heer G. A. P. Bovendeert, gemach
tigde van gedaagde, anderzijds;
dat de heer Gielisse namens eiseres in hoofdzaak heeft ver
klaard, dat hij als vaste klant van gedaagde indertijd aan deze
te kennen heeft gegeven de film „My fair lady" als deze op
35 mm zou worden uitgebracht in Den Haag te willen nadraaien;
dat gedaagde, omdat haar hoofdkantoor in Londen navertonin-
gen niet toelaat, met eiseres de film om afsluiting toch mogelijk
te maken eerste week Scheveningen heeft afgesloten, hetgeen
eiseres, gezien de jarenlange relatie, heeft geaccepteerd; dat
eiseres een perfecte installatie heeft, geschikt voor vertoning
met magnetisch geluid; dat de film „My fair lady" met 70
mm magnetische geluidsweergave een bijzondere belevenis is;
dat eiseres de film op 70 mm heeft gezien en de directeur van
gedaagde, de heer P. Ooms, voor de geluidsweergave heeft
gecomplimenteerd; dat een voorstelling met optisch geluid
kwalitatief achterstaat bij een voorstelling met magnetisch
geluid; dat eiseres steeds ervan overtuigd is geweest, dat de 35
mm copie van de film ,,My fair lady" van magnetisch geluid was
voorzien, waardoor zij. die de film op dezelfde condities als
het Asta Theater in Den Haag moest afsluiten namelijk
70 en een vertoningsduur van vier weken een presentatie
gelijk aan die in het Asta Theater zou hebben gehad; dat een
vertoning met optisch geluid daadwerkelijk een andere presen
tatie is; dat eiseres op grond van haar ervaring met andere
70 mm-producties verwachtte, dat de 35 mm copie van „My
fair lady" van magnetisch geluid was voorzien; dat in deze
moeilijke tijd de beste presentatie nodig is; dat ook gedaagde
daarin mee moet en van de beste mogelijkheden voor wat het
geluid betreft gebruik moet maken wil zij geen onvolwaardig
materiaal leveren; dat het een onjuiste situatie is, dat in het
contract niets over het geluid staat vermeld en dat maar moet
worden afgewacht of geleverd wordt wat bij de 70 mm presen
tatie is aangeboden; dat eiseres op het standpunt staat, dat als
het gaat om navertoning van een dergelijk begerenswaardig
product zij recht heeft een copie met magnetisch geluid waar
mede is geadverteerd te eisen; dat de door gedaagde verlangde
condities haar verplichten het beste te leveren wat er is;
dat er in tegenstelling tot de bewering van gedaagde van de
film ,,My fair lady" wel 35 mm copieën met magnetisch geluid
bestaan, zij het dat een dergelijke copie niet in Nederland is
uitgebracht: dat in het aanvraagformulier niets over het geluid
staat vermeld, doch eiseres deze aanvrage ziet als een stuk
bestemd voor het verkrijgen van het noodzakelijke accoord
van het buitenlands hoofdkantoor: dat het bij de afsluiting om
de presentatie ging zoals zij door gedaagde was aangeboden
en eiseres op het standpunt staat, dat, indien de film die eiseres
afsloot niet dezelfde presentatie had, gedaagde zulks had dienen
te stimuleren; dat eiseres door de levering van een optische copie
ernstig in haar exploitatie wordt benadeeld;
dat de heer Bovendeert namens gedaagde in hoofdzaak heeft
verklaard, dat de heer Gielisse na de onderhandelingen, waarbij
niet over het geluid is gesproken, op 1 april 1966 een aanvraag
formulier heeft getekend benevens een datumaanvrage; dat de
gegevens vermeld op dit aanvraagformulier door gedaagde zijn
verwerkt in de overeenkomst die aan eiseres ter tekening is
toegezonden; dat hierin niets over het geluid, waarover ook niet
gesproken was, stond vermeld; dat toen eerst eiseres te kennen
gaf een copie met magnetisch geluid te willen hebben en zulks
in de overeenkomst opgenomen wilde zien; dat eiseres zelf een
clausule terzake in de tekst van de overeenkomst heeft bijgetikt;
dat spreker, die met eiseres over een en ander was gaan praten,
de overeenkomst mee naar zijn kantoor had teruggenomen; dat
gedaagde de betrokken zinsnede in het contract heeft doorge
haald en het stuk daarna aan eiseres ter tekening heeft ge
retourneerd; dat nadrukkelijk gesteld zij, dat alle 35 mm
copieën, ook de copieën die in het buitenland circuleren, met
optisch geluid zijn, zoals van de zijde van het hoofdkantoor
in Londen, ondertekend door de heer W. L. Jacks, op 15 juni
1966 aan de directeur van gedaagde schriftelijk is bevestigd:
dat gedaagde om eiseres ter wille te zijn met haar de film
„My fair lady" eerste week Scheveningen heeft afgesloten,
omdat het hoofdkantoor geen navertoningen toelaat; dat eiseres
tegen de haar gestelde condities geen bezwaar heeft gemaakt;
dat eiseres erkent dat partijen tot overeenstemming waren ge
komen zonder dat bij de onderhandelingen over het geluid op
welke wijze gesproken was; dat dit pas ter sprake kwam bij het
tekenen van de overeenkomst; dat er voor gedaagde geen aanlei
ding was over het geluid te spreken; dat eiseres op dezelfde
condities een 70 mm copie kan krijgen, doch dat zij daarvoor
niet is ingericht; dat de verklaring van eiseres, dat haar dezelfde
condities als het Asta Theater in Den Haag zijn gesteld een
veronderstelling van eiseres is, omdat zij de condities van het
Asta Theater niet kent;
OVERWEGENDE:
dat beide partijen lid zijn van de Nederlandsche Bioscoop-Bond
en dat ingevolge artikel 32 der Statuten en artikel 1 van het
Arbitrage Bondsreglement alle geschillen tussen leden onderling
met uitsluiting van de burgerlijke rechter zijn onderworpen
aan de Bondsarbitrage, zoals die is geregeld in dat arbitrage
reglement:
dat dus de Commissie van Geschillen bevoegd is van het onder
havig geschil kennis te nemen en daarin uitspraak te doen als
arbitragecollege, welks beslissingen vatbaar zijn voor hoger
beroep bij de Raad van Beroep van de Nederlandsche Bioscoop-
Bond;
dat blijkens de verklaringen van partijen en door gedaagde
overgelegde aanvraagformulier vergezeld van een datumaanvrage
beide dd. 1 april 1966. en ondertekend door eiseres, tussen
partijen wilsovereenstemming bestond tot het aangaan van een
vertoningsovereenkomst betreffende de film ,,My fair lady"
onder nader omschreven condities;
dat onder deze condities niets ten aanzien van het geluid van
de 35 mm copie staat vermeld en uit de verklaringen van
partijen overigens ook niet is gebleken, dat het geluid bij de
onderhandelingen een punt van bespreking heeft uitgemaakt;
dat gedaagde zulks zelfs ten stelligste heeft ontkend en eiseres
heeft verklaard, dat zij van de veronderstelling is uitgegaan,
gezien de haar inziens normale praktijk bij andere 70 mm-
producties, dat de 35 mm copie van ,,My fair lady" van mag
netisch geluid was voorzien en dat ware dit niet het geval
zij van gedaagde verwacht had dat deze daarop zou hebben
gewezen;
dat echter niet als regel kan worden gesteld, dat het normaal
gebruikelijk is dat van 70 mm-producties 35 mm copieën met
magnetisch geluid worden getrokken, omdat in ons land van
tal van 70 mm films alleen 35 mm copieën met optisch geluid
zijn uitgebracht, zodat eiseres indien het geluid voor haar van
zo essentiële betekenis is, als zij thans stelt, zelf zich bij de
onderhandelingen nader had dienen te oriënteren, alvorens zich
te binden en zich thans niet op tekortkoming van gedaagde kan
beroepen;
dat derhalve nu eiseres heeft nagelaten het geluid als punt
van onderhandeling te stellen en wilsovereenstemming op een
regelmatige wijze is bereikt, zij, wat er overigens ook zij van
door haar aangevoerde kwalitatieve verschillen tussen een
35 mm copie met optisch geluid en een 35 mm copie met mag
netisch geluid, gebonden is tot afname en vertoning van de
35 mm copie, in de geluidsbewerking waarin deze door ge
daagde in ons land in roulatie is gebracht, op de overeengekomen
condities;
dat gedaagde heeft verklaard en zulks met een schrijven van