Commissie van
Geschillen
De Commissie van Geschillen (Derde Kamer) van de Neder-
landsche Bioscoop-Bond heeft het volgend
ARBITRAAL VONNIS
gewezen inzake:
M. A. J. BRUIN-GARTNER. D. BRUIN, P. D. BRUIN, H.
C. BRUIN, A. G. BRUIN EN R. BRUIN, zijnde tezamen de
enige erfgenamen van D. Bruin, laatstelijk gewoond hebbende
te Vlieland, allen domicilie gekozen hebbende ten kantore van
Mr. Th. E. E. van Schaik, Domstraat 29 te UTRECHT,
eisers
contra
A. VAN NOUHUYS, vroeger exploitant van de Bioscoop West-
End te Midsland, wonende Zeedistelstraat 3 te TERSCHEL
LING,
gedaagde.
De Commissie van Geschillen (Derde Kamer) van de Neder-
landsche Bioscoop-Bond, volgens de Statuten en het Arbitrage
reglement van die Bond benoemd en aangewezen als arbitrage
college voor de beslechting van geschillen tussen leden van de
Bond onderling;
IN AANMERKING NEMENDE:
dat eisers bij request dd. 22 november 1966 een geschil contra
gedaagde hebben aanhangig gemaakt, van welk request een
afschrift aan dit vonnis is gehecht en hetwelk beschouwd wordt
als hier te zijn ingelast;
dat de Commissie partijen tijdig heeft opgeroepen tot haar zit
ting, gehouden op woensdag 15 februari 1967 op het Bureau
van de Nederlandsche Bioscoop-Bond te Amsterdam;
dat aldaar verschenen zijn Mr. Th. E. E. van Schaik, rechts
kundig raadsman, en de heer Louis B. Kagenaar Ir., technisch
adviseur van eisers;
dat gedaagde niet is verschenen, maar met een brief gedateerd
10 februari 1967 in hoofdzaak verklaard heeft, dat hij het con
tract met wijlen de heer D. Bruin erkent; dat het aan moeilijk
heden met de zaalhouder te wijten is geweest, dat hij de bios
coopvoorstellingen in Midsland niet heeft kunnen voortzetten
en dat hij daardoor niet in staat is geweest de overeengekomen
aflossing en de rente te betalen en dat hij ook overigens wegens
gebrek aan geldmiddelen niet in staat is aan de ingestelde vor
dering te voldoen;
dal Mr. Van Schaik namens eisers de renteberekening over de
hoofdsom heeft gewijzigd, zodat hij de hoofdsom met rente
heeft teruggebracht tot 12.281,35; dat hij ermede accoord is
gegaan, dat de waarde van de teruggenomen en opgeslagen
filmapparatuur wordt vastgesteld op 2.500,zodat te vorde
ren blijft ƒ9.781,35; dat hij de rente verlaagd heeft tot 5%
's jaars vanaf de datum, waarop het vonnis is gewezen tot de
dag der voldoening; dat hij voorts verzocht heeft het vonnis
ter Griffie van de Arrondissements-Rechtbank te Amsterdam
te deponeren;
OVERWEGENDE:
dat in de overeenkomst van 1961 aangegaan tussen wijlen de
heer D. Bruin en gedaagde is bepaald, dat geschillen uit de
overeenkomst voortvloeiende zullen worden beslecht door de
Commissie van Geschillen;
dat gedaagde destijds lid van de Nederlandsche Bioscoop-Bond
was en dat in artikel 1 van het Arbitrageregiement is bepaald,
dat met uitsluiting van de burgerlijke rechter aan de Bonds
arbitrage onderworpen zijn geschillen, waaromtrent door het
daarbij betrokken lid van de Bond met de andere partij is
overeengekomen, dat zij ter beslechting zullen worden onder
worpen aan de arbitrage van de Bond;
dat dus de Commissie van Geschillen bevoegd is van het on
derhavig geschil kennis te nemen en daarin uitspraak te doen
als arbitragecollege, welks beslissingen vatbaar zijn voor hoger
beroep bij de Raad van Beroep van de Nederlandsche Bioscoop-
Bond;
dat gedaagde de gegrondheid der ingestelde vordering heeft
erkend;
dat gebrek aan geldelijke draagkracht niet beschouwd kan wor
den als een van de wil van gedaagde onafhankelijke omstandig
heid;
dat de vordering derhalve behoort te worden toegewezen met
gedaagdes veroordeling in de arbitragekosten, welke inclusief
de kosten van het deponeren van het arbitraal vonnis zijn
vastgesteld op 60,
RECHTDOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR
BILLIJKHEID:
Veroordeelt gedaagde om aan eiseres tegen behoorlijk bewijs
van kwijting te betalen ƒ9.781,35 (negenduizend zevenhonderd-
eneenentachtig 35/100 gulden), vermeerderd met 5 rente
's jaars vanaf 15 februari 1967 tot de dag der algehele .vol
doening, alsmede in de arbitragekosten bedragende 60,
Aldus gewezen te Amsterdam op 15 februari 1967.
De Commissie van Geschillen (Derde Kamer) van de Neder
landsche Bioscoop-Bond heeft het volgend
ARBITRAAL VONNIS
gewezen inzake:
NV. METEOR FILM, gevestigd te AMSTERDAM en kan-
toorhoudende aldaar aan de Keizersgracht 794,
eiseres
contra
CROONENBERGS EXPLOITATIEMAATSCHAPPIJ VAN
BIOSCOPEN N.V., gevestigd te HELMOND en kantoorhou-
dende aldaar aan de Markt 18,
gedaagde.
De Commissie van Geschillen (Derde Kamer) van de Neder
landsche Bioscoop-Bond. volgens de Statuten en het Arbitrage
reglement van die Bond benoemd en aangewezen als arbitrage
college voor de beslechting van geschillen tussen leden van
de Bond onderling;
IN AANMERKING NEMENDE:
dat eiseres bij request dd. 20 december 1966 een geschil contra
gedaagde heeft aanhangig gemaakt, van welk request een af
schrift aan dit vonnis is gehecht en hetwelk beschouwd wordt
als hier te zijn ingelast;
dat de Commissie partijen tijdig heeft opgeroepen tot haar zit
ting, gehouden op woensdag 15 februari 1967 op het Bureau
van de Nederlandsche Bioscoop-Bond te Amsterdam;
dat aldaar is verschenen de heer F. Denker, directeur van eise
res;
dat gedaagde niet is verschenen en evenmin de tegen haar
ingestelde vordering heeft tegengesproken of zich anderszins
heeft verweerd;
dat de lieer Denker namens eiseres in hoofdzaak heeft ver
klaard, dat eiseres herhaalde malen gedaagde tot betaling heeft
aangemaand, maar dat gedaagde daarop op geen enkele wijze
heeft gereageerd;
OVERWEGENDE:
dat beide partijen lid zijn van de Nederlandsche Bioscoop-Bond
en dat ingevolge artikel 32 der Statuten en artikel 1 van het
Arbitrage Bondsreglement van de Nederlandsche Bioscoop-
Bond alle geschillen tussen leden van de Bond onderling met
uitsluiting van de burgerlijke rechter zijn onderworpen aan de
Bondsarbitrage, zoals die is geregeld in dat arbitragereglement;
dat dus de Commissie van Geschillen bevoegd is van het on
derhavige geschil kennis te nemen en daarin uitspraak te doen
als arbitragecollege, welks beslissingen vatbaar zijn voor hoger
beroep bij de Raad van Beroep van de Nederlandsche Bioscoop-
Bond;
dat gedaagde generlei verweer ter kennis van de Commissie
heeft gebracht en dat de ingestelde vordering aan arbiters niet
onrechtmatig of ongegrond voorkomt;
dat derhalve de vordering behoort te worden toegewezen met
gedaagdes veroordeling in de arbitragekosten, welke zijn be
paald op 50,
RECHTDOENDE ALS GOEDE MANNEN NAAR
BILLIJKHEID:
Veroordeelt gedaagde om aan eiseres tegen behoorlijk bewijs
van kwijting te betalen ƒ2.165,95 (tweeduizend eenhonderd-
envijfenzestig 95/100 gulden), alsmede in de arbitragekosten
bedragende 50,(vijftig gulden).
Aldus gewezen te Amsterdam op 15 februari 1967.