Meer bevrediging
Liberalisatie
Familiefilms
Productiepolitiek
195
en tevens enkele richtlijnen geeft om
trent de juiste publiciteit (de meeste
thuisblijvers zeggen dat de films te
kort worden vertoond) doet het in fei
te niet meer dan bovenstaande betreu
renswaardige cijfers onderstrepen.
Het rapport geeft desondanks een
heldere uiteenzetting over de vraag
waarom de teenagers wel voor een
verhoogde recette zorgen en de oude
ren niet.
Het is, aldus het onderzoek, niet in
de eerste plaats de toegangsprijs (ge
middeld 1.51 of 5,45) die de
mensen ervan weerhoudt om naar de
bioscoop te gaan. Dit slaat alleen op
de „zeer jonge mensen en de zeer
arme". Een avond naar de film kost
echter beduidend meer. De toegangs
prijs moet worden verhoogd met par-
keergelden en gelden voor een baby-
oppas. Hierdoor kost een „bioscoop-
je" al gauw 5 (of 18,05) voor twee
personen. Dit werkt, vooral bij de
jong gehuwden, afremmend.
Het onderzoek attendeert in dit ver
band op het feit dat de (film)industrie
weinig tegemoet komt aan de be
hoeften van de jonggehuwden met
kinderen, de groep van de bevolking
die, naar men mag aannemen, graag
naar de film zou blijven gaan maar
die wordt geconfronteerd met prak
tische bezwaren. Het rapport dringt
daarbij o.a. aan op meer theaters in de
buitenwijken van de steden, met
betere en grotere parkeerplaatsen en
meer drive-in" bioscopen waar men
de kinderen gemakkelijk mee naar toe
kan nemen.
Dit doet echter niets af aan het feit
dat er geen opleving in het bioscoop
bezoek te constateren valt als de
kinderen oud genoeg zijn om voor
zichzelf te zorgen.
Hoewel de oorzaak hiervan niet met
zoveel woorden in het uittreksel van
het onderzoek wordt genoemd kan
men toch concluderen dat het zijn
oorzaak vindt in hetgeen de film
industrie eigenlijk al lang wist: „De
televisie heeft blijkbaar de groep van
het weinige kieskeurige publiek dat
het amusement dat hel verlangt nu
binnen handbereik heeft wegge
haald".
Velen in de filmindustrie denken dat
deze tendens niet is om te keren. De
onderzoekers zijn echter wat dat be
treft optimistisch. Uit hun onderzoek
bleek dat 61 procent van de bevolking
zelfs zij die nooit naar de film
gaan vindt dat de film „veel meer
bevrediging schenkt" dan de televisie,
tegenover 30 procent die de voor
keur geeft aan de t.v. Ongeveer 63
procent van de mensen tussen 40 en
59 jaar vindt zelfs dat een avondje
naar de bioscoop veel fijner is „als
men eens helemaal uit wil zijn".
Daarnaast staat dat films in het
theater het verreweg winnen van de
films welke op het televisiescherm
worden gebracht. Zeventig procent
van de ondervraagden zei zich „beet
genomen ts voelen" door de coupures
dis in de films op de televisie uit
gezonden zijn aangebracht. Dit ge
voel van teleurstelling neemt bij de
t.v.-vertoning van belangrijke of groot
se films sterk toe.
„Middelmatige films", zegt het onder
zoek „verschuiven de markt in de
richting van de grote massa, die films
liever op de televisie ziet: goede films
verdelen het publiek in twee groepen".
Het resultaat wat als een goede of
slechte film beschouwd kan worden
brengt ons terug naar de oorzaken
van het hoge bioscoopbezoek van de
teenagers en wijst tenslotte op het
boeiende aspect „dat, hoe meer vol
wassen films er komen hoe meer zij
de jeugd aanspreken en hoe minder
zij de ouderen aantrekken".
Hoewel Jack Valenti er enkele weken
geleden de nadruk op legde dat 57
procent van de ondervraagden over
het algemeen een liberalisatie van
filminhoud en behandeling goedkeu
ren, wijst het onderzoek uit dat dit
vooral het standpunt is van de jonge
ren. In het kort komt het hier op
neer dat een overweldigende (83 pro
cent) goedkeuring van mensen in de
leeftijdsgroep van 16 tot 24 jaar de
mening van de meerderheid van de
leeftijdsgroep boven de 40 jaar (56
procent) die een toename van sex
en geweld in films afwijst teniet
doet.
Tegenover de opvatting van de jonge
ren, die zeggen „dit gebeurt werkelijk
en bijna iedereen accepteert het als
realistisch" staat de mening van de
ouderen vaak gebaseerd op uit
sluitend „van horen zeggen" die
vaak verontrust zijn over de nieuwe
vrijheden. Sommigen gaan zelfs zo ver
door te zeggen „soms vraag je je af of
er niet iemand achter staat die bezig
is ons land te gronde te richten".
Het merendeel van de ouderen geeft
echter verreweg de voorkeur aan
familiefilms, aldus de onderzoekers,
die zeggen dat deze mening niet over
eenkomt met die van velen in de
filmindustrie. „Een van de onder
vraagde leiders van de filmindustrie",
aldus de vragenstellers," beweerde
zelfs dat mensen die zo nodig moeten
beweren dat zij van familiefilms hou
den in werkelijkheid bloed en narig
heid willen zien". Het onderzoek heeft
echter aangetoond dat de mensen, die
zeggen dat zij van familiefilms houden
niet degenen zijn die de bloed en
moordfilms gaan zien". Het onder
zoek heeft echter aangetoond dat de
mensen, die zeggen dat zij van fami
liefilms houden, niet degenen zijn die
de bloed- en moordfilms gaan zien.
De onderzoekers drongen er bij de
filmindustrie op aan het publiek dat
de familiefilms wil zien niet af te
schrijven. Gezien het geweldige succes
van films als „The sound of music"
zit het er ook niet in dat dit zal
gebeuren. „Af en toe een familiefilm
is echter niet voldoende om de men
sen bij hun televisietoestel weg te
halen" aldus de onderzoekers.
De overgrote meerderheid van het
hedendaagse bioscooppubliek staat af
wijzend tegenover de familiefilm (te
veel beschrijvingen van de inhoud van
de familiefilms of de religieuze films
in de advertenties en de andere publi
citeit schrikt de belangrijke groep van
regelmatige filmbezoekers af, zegt het
rapport).
Het kon zijn dat de mensen die bij de
filmmaatschappijen de beslissingen
moïten nemen, zullen besluiten de in
geslagen weg te volgen sinds de films
als „Alfie", „Georgy Girl" en „Blow
up", die het voor 60 procent zegt
het onderzoek van de vaste be
zoekers moeten hebben, geld op
brengen.
Zij kunnen zelfs winst maken met
films als „Who's afraid of Virginia
Woolf?", al wees het onderzoek uit
„dat bijna de helft van het betalende
publiek uitdrukkelijk te kennen gaf
dat zij de film niet wilden zien".
Enige oudere mensen stelden daar
tegenover dat zij „The sound of
music" drie of vier keer hadden ge
zien „omdat er geen andere goede
film liep". En ook tussen „Virginia
Woolf' en „The dirty dozen" was er
een groot verschil tussen de tien pro
cent opbrengst van de mensen die af
toe een bioscoop bezoeken en de 4
procent die een film als „Alfie" ont
ving.
„Wij duchten" aldus de Yankelovich
onderzoekers „dat het filmbedrijf de
moeilijke, vooruitziende, taak zal ver
waarlozen ten gunste van de on
middellijke gelegenheden die geen ge
coördineerde inspanning van het ge
hele bedrijf op een langere termijn
vereisen. Het is zeer sterk in het be
lang van de produktiemaatschappijen
om een gemeenschappelijke produktie-
politiek te ontwerpen en een vijfjaren
plan uit te voeren, waarbij elke maat
schappij zijn deel tot een markt op
bredere basis zal bijdragen".