Er is veel tijd verloren
Noodzaak
Co-producties
16
miljoen dollar opgeleverd.
Niettemin is ook Italië bezorgd over
de moeilijkheden en onzekerheden die
de andere Europese filmbedrijven be
lagen. Dat zijn de stijging van de
kostprijzen, een duidelijk gebrek aan
nieuwe waardevolle onderwerpen, de
terugloop in het bioscoopbezoek enz.
Ik ben er echter van overtuigd, dat al
deze moeilijkheden voor ons en voor
het gehele Europese filmbedrijf niet
fataal of onherstelbaar zijn. Integen
deel, ik geloof dat men ook in Europa
een wijziging in de conjunctuur tot
stand kan brengen volgens het Ame
rikaanse voorbeeld.
Dit zal echter afhankelijk zijn van
enige zeer strikte voorwaarden.
lvorens hierop nader in te gaan,
rijst de vraag of het voor een
land werkelijk nodig is om een na
tionale filmproduktie te hebben. Mijn
antwoord is: zonder enige twijfel, ja.
Een nationale filmproduktie is in het
kader van de moderne beschaving
onontbeerlijk op vele niveaus: in het
culturele vlak, omdat de film het
meest doeltreffende middel is waar
mede een land aan zijn bevolking en
nog sterker aan inwoners van andere
landen, zijn eigen aard kan tonen; op
het sociale vlak, ten gunste van de
werkgelegenheid voor artiesten, tech
nici en auteurs en tenslotte ook op
het strikt economische vlak. Ik heb in
dit opzicht nimmer de woorden ver
geten van de oprichter van de
M.P.A.A., William Hays, luidende:
„de koopwaar volgt de film". Het is
een feit, dat talloze automobielen, in
dustriële produkten en de Ameri
kaanse mode, in de verst verwijderde
landen van alle continenten zijn ge
penetreerd als gevolg van Ameri
kaanse films. Ook de Amerikaanse
wijze van leven is verspreid door de
projectie van Amerikaanse films. Toe
risme, werk en mode kunnen in de
film het meest doeltreffende propa
gandamiddel vinden. Wij Italianen
hebben dit alles na de oorlog onder
vonden. Het succes van onze eerste
neo-realistische films heeft de muur
van stilte en vijandigheid kunnen
doorbreken, die door de gebeurtenis
sen rondom ons ten opzichte van het
buitenland was opgetrokken. Alle
Europese landen hebben er dus be
lang bij om de teruggang in het bio
scoopbezoek een halt toe te roepen;
alle landen hebben belang bij een
florerende nationale produktie. Op
welke wijze kan dit worden gereali
seerd?
Y~\e eerste essentiële voorwaarde is
het volgen van het voorbeeld dat
door Uw organisatie is gegeven, na
melijk het scheppen van een solidari
teit, bestaande in een nauwe samen
werking van alle sectoren van het
filmbedrijf: produktie, exploitatie,
distributie en technische bedrijven.
De tweede voorwaarde is een ener
giek streven naar eenheid van de
markten en naar een werkelijke in
tegratie van de filmproduktie in de
zes E.E.G.-landen.
Toegegeven moet worden, dat men
in Brussel veel kostbare tijd verloren
heeft laten gaan. Gedurende de eerste
tien jaar van de toepassing van het
Verdrag van Rome, heeft men zich
voor wat het filmbedrijf betreft bij
de E.E.G. vooral beziggehouden met
de vraag of de diverse bestaande
steunwetten de concurrentie al dan
niet zouden kunnen vervalsen. Men
heeft ook bepaalde directieven uit
gewerkt, maar deze waren van min of
meer formele en theoretische aard.
Het is thans noodzakelijk om een meer
concrete en doeltreffende E.E.G.-
politiek te gaan voeren. De resultaten
van de recente bijeenkomst van de
ministers van Buitenlandse Zaken
van de zes landen in Brussel, geven
goede hoop dat men ook in onze sec
tor van het bedrijfsleven de weg naar
unificatie en integratie zal weten te
vinden. Het is noodzakelijk om thans
zo spoedig mogelijk de steunwetge-
vingen en de belastingstelsels die van
toepassing zijn op het filmbedrijf in
de zes landen te harmoniseren.
Men kan niet aan de ene kant het
filmbedrijf bestempelen als een zaak
van nationaal belang en aan de an
dere kant de recettes onevenredig
zwaar belasten, zoals dat nog gebeurt
in Frankrijk en in Italië. Er moet een
werkelijk vrije circulatie van films
komen, vrijheid van vestiging en van
tewerkstelling in alle sectoren van het
Europese filmbedrijf. Daarnaast is
vooral in het Europese vlak een coör
dinatie van belang voor het filmkre-
diet en de distributie, aangezien dit
de bases zijn voor een gezonde film-
financiering. Zodra aan deze voor
waarden is voldaan, zou men het
Europese zelf-financieringsplan kun
nen introduceren dat ik reeds met
de gewaardeerde hulp van Uw voor
zitter, de heer Bosman aan de
E.E.G. in Brussel heb voorgelegd.
Het plan omvat de afschaffing van
belastingen, en van overheidshulp, als
mede de vorming van een fonds dat
wordt samengesteld door een beschei
den percentage van de recettes van
alle bioscopen in de gemeenschappe
lijke markt ter financiering van de
Europese produktie.
Tk moet hieraan natuurlijk dadelijk
toevoegen, dat het plan bijzondere
bepalingen moet bevatten ter be
scherming van landen als België en
Nederland, alwaar het belang van de
nationale produktie ten opzichte van
de bioscooprecettes geheel anders ligt
dan in andere landen van de gemeen
schappelijke markt. Deze bijzondere
bepalingen zullen ten doel moeten
hebben het verkleinen van de be
staande grote verschillen.
Intussen zou men dadelijk kunnen
beginnen met het bevorderen van een
systeem van multilaterale co-produk-
ties, zonder de ingewikkelde admini
stratieve procedures die daar thans
mee samenhangen.
Ik heb onlangs met groot genoegen
vernomen, dat ook de Nederlandse
en Italiaanse regeringen met elkaar in
contact staan voor het maken van
een bilateraal co-produktie akkoord.
Daardoor zal het bestaande netwerk
van bilaterale akkoorden tussen de
zes landen gecompleteerd worden.
Een ander alternatief systeem dat
men dadelijk zou kunnen toepassen, is
het verlenen van steun in alle E.E.G.-
landen aan films die in enig land tot
nationale film zijn verklaard.
Een derde en laatste maatregel om
de economische crisis van het Euro
pese filmbedrijf een halt toe te roe
pen, zou gelegen kunnen zijn in een
nieuwe politiek in de betrekkingen
tussen het film- en televisiebedrijf. Ik
geloof dat de akkoorden die in Italië
van kracht zijn ook door de andere
landen in overweging genomen zou
den kunnen worden. Deze komen
neer op een beperking van het aantal
spectaculaire films dat door de tele
visie wordt uitgezonden en uitsluiting
van feestdagen, alsmede dagen voor
afgaande aan feestdagen. De produ
centen worden belast met de vervaar
diging van nationale televisiefilms,
waarbij een quota geldt voor film
vertoningen op het kleine scherm.
Tenslotte een directe financiële deel
neming van de televisie in de pro
duktie van films die voor een eerste
periode bestemd zijn voor vertoning
in bioscopen en daarna voor uitzen
ding via de televisie.