UNESCO nu voor vrije circulatie van films Reacties op jubileum (vervolg) Filmforum Het Parool De rubriek Montage in Het Parool stelt in reële taal zijn ervaring aan de orde zoals daar staat, dat het Neder landse Bioscoopbedrijf „een veelal ouderwetse indruk maakt en lijdt aan een grote mate van verstarring, slor digheid en saaiheid". De schrijver zegt, dat hij eigenlijk een principieel andere benadering verwacht dan van een schoenwinkel of kantoorboek handel. Hij maakt aanmerking op het gebrek aan gevoel voor show in het uiterlijk van de theaters en het gebrek aan service aan het publiek, als tot uiting komt bij het lange wachten aan de kassa, tengevolge van een omslachtig systeem van kaartjesverkoop. De „re clameplaatjes", de „oersaaie foyers" zonder keuze van dranken passeren de revue en ook de kwaliteit van de projectie neemt schrijver kritisch on der de loep. De publiciteit en het verminken van oorspronkelijke film titels door de Nederlandse titelver- sie zijn hem een doorn in het oog. Montage zegt tenslotte: Alles bij elkaar zijn er heel wat verschijnselen en ingewortelde gewoonten, die het leven van de bioscoopbezoeker in Ne derland een zorgelijk kantje geven. Afgezien nog van het feit, dat je al tijd weer moet afwachten of de film die je gaat zien dan wel zo goed, dan wel zo leuk, dan wel zo lekker is." De Waarheid De Waarheid merkt op: „Met het volwassen worden van de film is ook het publiek opgegroeid: was het vroe ger gewoonte wekelijks een avondje uit te gaan naar een bepaalde bio scoop onverschillig welke film daar draaide, het tegenwoordige publiek kiest kritisch een bepaalde film on verschillig waar die draait." Het Vaderland Het Vaderland over de discriminatie tussen film en toneel: „Voor die dis criminatie bestaat geen enkele goede grond al kan misschien een gedeelte lijke verklaring ervoor worden ge vonden in allerlei vormen van recla- mepubliciteit rond het filmproduct." Op 13 november jl. heeft de Neder landse Bioscoopbond met opgewekt heid zijn 50-jarig bestaan gevierd. Op de achtergrond van het feestelijk sa menzijn in Hilton Amsterdam, dat opviel door zijn beknopte en zake lijke redevoeringen, bereidheid tot zelfkritiek en afzien van formaliteiten, stond evenwel de ernstige bezorgdheid over de kritieke situatie, waarin het bioscoopbedrijf verkeert. Deze be zorgdheid is de laatste tijd nog ver scherpt omdat het ernaar uitziet, dat de toegezegde opheffing van de ver- makelijkheidsbelasting niet tijdig het fiat van de 2e Kamer zal krijgen en zodoejide niet op 1 januari 1969 zal ingaan. Het mooiste cadeautje voor de jubilerende bond was dan ook wel de mededeling van Minister Klompé van C.R.M., dat haar ambtgenoot van financiën zich bereid verklaard had met het oog op deze situatie het bio scoopbedrijf een passende tegemoet koming te verlenen. De opheffing van de vermakelijk- heidsbelasting, die sedert 1945 de ge meentelijke overheden in ons land 300 miljoen heeft opgeleverd, be tekent ruimer armslag voor het bio scoopbedrijf en maakt een einde aan een toestand, die in feite neerkwam op discriminatie van de film. Voor zitter Bosman van de N.B.B, heeft er echter op de jubileumbijeenkomst zeer terecht op gewezen, dat hiermee de problemen nog niet opgelost zijn. Men zal van deze ruimere armslag gebruik moeten maken om het bedrijf aan te passen aan het gewijzigde recreatie patroon. Zowel de interne reorganisa tie, die zonder veel ophef zijn beslag gekregen heeft, als een met medewer king van C.R.M, tot stand gekomen stimuleringsfonds zullen hiertoe kun nen bijdragen. Natuurlijk is bij dit jubileum ook de problematiek van de verhouding tussen cultuur en economie, die het bioscoop bedrijf altijd begeleid heeft, weer eens ter sprake gekomen. Enkele bladen hebben zich n.a.v. het jubileum in dit opzicht zeer negatief uitgesproken en het bioscoopbedrijf een eenzijdig- commerciële motivatie verweten. Men kan zich zonder veel moeite een heel ander model van filmimport, distribu tie, enz. voorstellen. Het tegenwoor dige model functioneert echter in een gegeven maatschappelijke context. De vraag is niet of wij de structuur van Zie verder pagina 37 T\e Algemene Vergadering van de UNESCO te Parijs heeft in de afgelopen weken het vraagstuk van de onbelemmerde („free") circulatie van films tussen de landen opnieuw aan de orde gesteld. Het ging hier om problemen, die sa menhangen met de import in verschil lende landen van „opvoedkundige, we tenschappelijke en culturele goede ren". Daaronder zijn o.m. te verstaan boeken, tijdschriften, kranten, schilde rijen e.d. Betreffende deze materie werd in 1950 te Florence een inter-goeverne- mentele overeenkomst geformuleerd welke in 1952 van kracht werd en tot welke overeenkomst ook Nederland is toegetreden. (De invoer van films is hier reeds aan geen voorwaarden on derhevig. Ons belang ligt in de proble matiek van de export.) Een van de oogmerken van deze over eenkomst was dat onder de „culture le goederen ook films zouden wor den gerekend, mits deze een opvoed kundig, wetenschappelijk of cultureel karakter zouden hebben." In de overeenkomst werd echter be paald, dat de invoer van dergelijke films diende te geschieden door orga nisaties, die daartoe door de bevoeg de nationale autoriteit (de regering) waren erkend. Die organisaties bijv. een filmin stituut zouden die films dan zelf moeten vertonen ofwel de vertoning moeten delegeren aan gelijkwaardige instellingen op cultureel, wetenschap pelijk of educatief gebied. Voor de wat de spraakmakende ge meente zo graag de „commerciële film" noemt was in deze context geen plaats. De bioscoopfilm viel niet on der de cultuurgoederen. Waar men boeken en kranten vrij de grenzen kon laten passeren, bleef de film gebon den aan allerlei voorwaarden. Het praktisch effect van de overeen komst bleef tot een minimum beperkt. Het werd een volkomen arbitraire Zie verder pagina 36 35

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1969 | | pagina 34