Vrijheid
Verantwoordelijkheid
roepen in de vorm van de filmbeurs,
die in haar soort uniek is; een arbi
trage-instituut waaraan alle geschillen
tussen de bedrijfsgenoten met uitslui
ting van de civiele rechter zijn onder
worpen, dat snel en goedkoop recht
doet en door zijn uitspraken een bron
van gewoonterecht in de filmhandel
vormt. Daarnaast wordt deze handel
beheerst door een stelsel van leve
ringsvoorwaarden, zijn er reglemen
ten betreffende de filmvoorziening,
de filmvertoning, de recettecontröle,
het technisch toezicht op de biosco
pen, de statistiek, de titelregistratie en
de vestiging, regelingen die stuk voor
stuk de film in ons land als het ware
onzichtbaar begeleiden.
Er is mij dezer dagen de vraag ge
steld: ,,Maar wat heeft Uw organisa
tie bijgedragen tot de ontwikkeling
van het filmwezen in ons land, dat
wil zeggen in hoeverre heeft zij bui
ten het eigenlijke bedrijfsbelang om
algemene belangen gediend?"
Niettegenstaande het taaie misver
stand, dat een goede dienst aan een
verantwoord bedrijfsbelang op zich
zelf geen bijdrage aan het algemeen
belang zou kunnen leveren, niettegen
staande ook de tendens om gepaste en
Zomaar een beeld van een van de
groepjes gasten rond het haardvuur
in HU ton.
nuttige initiatieven van de gewone
burger in de risicosfeer als een quan-
tité négligeable terzijde te schuiven en
meer en meer heil te zoeken in een
vorm van overkoepeling, van institu
tionalisering en collectivisme, meen ik
te mogen stellen, dat een aantal lijnen
van activiteiten door de historie van
deze particuliere organisatie lopen,
die, welke beperkte oogmerken er in
eerste aanleg ook aan ten grondslag
liggen, duidelijk in hun effect dienst
baar zijn geweest aan een groter al
gemeen belang.
T~V vrijheid van de film bijvoorbeeld
is op dit ogenblik voor de over
grote meerderheid in ons land een
normale zaak. Maar er was moed en
inzicht nodig om deze vrijheid te ver
dedigen in een tijd, toen niemand zich
om film en bioscoop bekommerde.
Voorzover men zich met de bioscoop
bemoeide was zulks om de bevolking
tegen de zogenaamde „zedelijke en
maatschappelijke" gevaren te bescher
men die aan dit instituut zouden zijn
verbonden. Het lot heeft gewild, dat
de wegen van Bioscoopwet en Bio
scoopbond van het begin af parallel
hebben gelopen. Zowel bij de wets-
vorming als bij het toezicht op de
wetsnaleving heeft de bedrijfsorgani
satie op gepaste wijze haar invloed
zodanig kunnen doen gelden, dat er
althans een rechtspositie voor het be
drijf is ontstaan met ruimte voor de
film, verworvenheden waarvan film
en publiek hebben geprofiteerd.
De Bond heeft zijn strijd voor de vrij
heid van de film tientallen jaren van
uit een eenzame veste moeten voeren
en eerst in later jaren zijn de inzich
ten zodanig geëvolueerd, dat men de
grote vraag aan de orde is gaan stel
len, of, nu door het bewegende beeld
aan de mogelijkheid tot het overbren
gen van gedachten een nieuwe dimen
sie is toegevoegd, het huidige stelsel
van de wet nog wel verantwoord is.
Tk ben mij ervan bewust, dat een
grotere vrijheid ook nieuwe ver-