Debat in de Eerste Kamer
Centraal Antenne Systeem
Hoofdbezwaar
Satellieten
3 programma's
37
Tn de Eerste Kamer is op 7 oktober
het wetsontwerp tot wijziging van
de Telegraaf- en Telefoonwet van
1904 aan de orde geweest. Een lan
ge zin voor wat staat voor de aan
vaarding van het principe van het
Centraal Antenne Systeem.
Een aanpassing van een oude wet
aan nieuwe technische vindingen,
welke het mogelijk maken radio-,
maar vooral TV-uitzendingen centraal
op te vangen en door te geven.
De discussie ontspon zich over de
waarborgen voor de ontvangers en de
kosten voor de gemeenschap.
De heer Van der Werff (VVD) zei,
behalve te menen dat we ons met
„CAS" in een onduidelijke en geld
verslindende zaak begeven, dat hij
ook onduidelijkheid ziet t.a.v. over
name en betaling van buitenlandse
programma's en zelfs eventueel op
te nemen regioale programma's, ter
wijl in feite alleen de grote bevol
kingscentra iets kan worden aange
boden.
,,Dit alles valt echter in het niet",
aldus spreker, „bij het hoofdbezwaar,
namelijk dat er hier een monopolie
wordt gecreëerd, uiteraard met goe
de bedoelingen, maar toch met te ge
vaarlijke mogelijkheden van vrije
keuze en het vrije woord".
De heer Visser (P.v.d.A.) stelde aan
het slot van een betoog twee vragen:
„Is de minister bereid voordat de
verdere afhandeling van het CAS-plan
in de Kamer aan de orde komt de ge
gevens betreffende het zogenaamde
verdrag van Karlsruhe openbaar te
maken, zodat deze dan ook in de be
schouwingen kunnen worden betrok
ken". Graag wil hij ook „nadere in
formaties over de te betalen auteurs
rechten", een kwestie, waarvan de
afgevaardigde het gevoel heeft dat de
kat sierlijk om de hete brei is heen-
gedraaid.
Bij het betoog van de heer Elfferich
(ARP), die er niet van overtuigd is
dat het Nederlandse volk in zijn ge-
héél de zegeningen van CAS zal kun
nen ondergaan ontspint hij een dis
cussie (in geschrifte) met de minister
als hij citeert „In een landelijk ge
bied daarentegen zijn in het algemeen
de kosten van een CAS vooralsnog
zeer hoog en in een zodanig gebied
zou een zendersysteem uit een oog
punt van kosten praktisch de enige
oplossing zijn". Hij citeert verder „Ik
acht het niet uitgesloten dat in de
toekomst de mogelijkheden zich zo
danig zullen uitbreiden, dat inder
daad een combinatie van CAS en
zendersystemen zal kunnen ontstaan.
De heer Elfferich wil „in de toe
komst" daaruit lichten en weten of
men niet van stonde af aan met een
combinatie „Zender-CAS" kan be
ginnen.
Minister Bakker ingaande op tech
nische vragen zegt dan:
„Het is altijd uitermate moeilijk om
technische ontwikkelingen, die nu
veelal wel in statu nascendi aanwezig
zijn, zo te schatten dat men er exact
van kan zeggen, wanneer ze tot volle
rijpheid zullen komen. Men denke
alleen maar even aan het probleem
van de satellieten en de individuele
ontvangst van satellieten. Daarbij is
nog zo'n grote marge van onduide
lijkheid, dat je daarop vandaag de
dag beslist geen beleid kunt bouwen"
en blijft geloven in de kabel als het
aangewezen middel.
„Bovendien heeft zich bij de techniek
van de kabel ook weer een moderne
ontwikkeling voorgedaan. De kabel
techniek was wel de oudere techniek,
maar is niet een verouderde techniek;
ze is gemoderniseerd en verjongd.
Voor zover wij het nu technisch kun
nen overzien, meen ik dat de kabel
weg de weg zal moeten zijn, al is het
dan ook voorlopig maar voor 15 jaar.
Laat ik erbij zeggen, dat alle bereke
ningen die wij voor het C.A.S. heb
ben gemaakt ook uitgaan van een be
trekkelijk korte levensduur, omdat
wij niet willen dat zo'n kabelnet over
een periode van 40 jaar moet worden
afgeschreven. Wij gaan ervan uit, dat
een eventueel C.A.S.-net in de loop
van een tiental jaren moet kunnen
zijn uitgediend.
Hoe krijgt het hele Nederlandse volk
die goede en uitgebreidere ontvangst.
„Het zal helemaal afhangen van de
ontwikkeling van de moderne tech
niek op het gebied van de centimeter-
golven of het mogelijk is, dat wij in
de toekomst in het landelijke gebied
nog kleine steunzendertjes kunnen
maken om witte plekken op te vul
len. Waarschijnlijk is dit een vraag
stuk van proberen, van internationaal
overleg, dat tegen die tijd moet wor
den gevoerd", aldus de minister.
„De heer Elfferich heeft mij nog een
vraag gesteld ik meen, dat deze
vraag ook door een andere geachte
afgevaardigde is gesteld over de
invloed van de Eerste Kamer op de
ontwikkeling van het C.A.S.; hij
vroeg: „wat is de invloed van de Ka
mer op het rapport?" aldus de be
windsman, die verder zei:
„Die invloed is, dacht ik, net zo groot
als die van de Tweede Kamer. Het
is nl. mijn bedoeling de Kamer dit
rapport te geven. Daarna zal, indien
de Tweede Kamer akkoord gaat met
de aanleg van een C.A.S.-net, hier
voor een begrotingspost, die nu al op
mijn begroting voor de PTT staat,
moeten worden aanvaard. Deze post
moet dan worden gerealiseerd. De
betreffende begroting zal ook in de
Eerste Kamer worden behandeld. De
Kamer kan met de behandeling van
dat rapport haar eventuele bezwaren
en opmerkingen over de begrotings
post te maken. Zij heeft dan ook de
gelegenheid eventueel zelfs die be
grotingspost af te stemmen en daar
mee dus realisering".
De heer Visser (P.v.d.A.): Dat kun
nen wij niet. Wij kunnen alleen een
hele begroting afstemmen.
Minister Bakker: Daar heeft de ge
achte afgevaardigde gelijk in, mijn
heer de Voorzitter, daar had ik zo
gauw niet aan gedacht; de invloed
van de Eerste Kamer is in dit op
zicht dus toch iets geringer. In elk
geval kan de Kamer mij heel duide
lijk kenbaar maken, dat er grote be
zwaren tegen deze post bestaan en
daarmee zal ik bij het voeren van
mijn beleid dan ook in ernstige mate
rekening houden. Dat spreekt wel
haast vanzelf.
Ingaande op de mogelijkheid voor de
ontvanger zei de minister wat men
technisch kan realiseren en dat is het
eventueel doorgeven aan heel Ne
derland van twee Duitse program
ma's en twee Belgische programma's.