Diplomatiek overleg
Co-producties
Algemeen
Bedrijfsreglement
Karlsruhe
Onzeker
Marktanalyse
Bescherming
38
Hij zag ook in, dat er gebieden zul
len zijn waar men CAS niet accep
teert en zich beperkt tot een gemeen
schappelijke installatie en zodoende
slechts de beschikking heeft over de
drie Nederlandse programma's.
Na enige uitweidingen komt de mi
nister te spreken over de vragen van
de heer Visser:
„De heer Visser heeft mij ook ge
vraagd, of ik in dat rapport zo mo
gelijk nadere gegevens wil verstrek
ken over de Karlsruhe-besprekingen
en ook over het auteursrechtenvraag
stuk. Voor zover mij dat mogelijk is,
zal ik dat graag doen, want het is na
tuurlijk duidelijk, dat ook het au
teursrechtenvraagstuk niet in een
handomdraai is op te lossen. Dat kun
nen wij ook niet alleen; wij zullen
dat in EBU-verband moeten doen en
daaraan zullen de omroeporganisa
ties ook moeten medewerken om te
zamen met ons verstandige oplossin
gen te vinden. Het is een heel gecom
pliceerd vraagstuk. Tot dusverre zijn
wij zo optimistisch om te denken,
dat wij eruit zullen komen, maar ik
kan er vandaag het laatste woord nog
niet over zeggen. Ik hoop alleen, dat
wij er bij de verschijning van het
rapport wel meer over kunnen zeg
gen, maar zeker is dat uiteraard ook
nog niet. Het is niet een kwestie van
als een kat om de hete brij heen-
draaien. Het is echt een vraagstuk,
waarmede wij regelmatig bezig zijn
en ik hoop ook, dat de NOZEMA-
dochter in oprichting zich in de ko
mende maanden daaraan intensief zal
kunnen geven.
De heer Van der Werff (V.V.D.)
vreest dat wij t.z.t. zullen vastzitten
aan een systeem omdat wij erin
hebben geïnvesteerd zonder dat
dit op dat moment het nieuwste snuf
je is en de burger de mogelijkheden
kan bieden, die hij had kunnen heb
ben. Bovendien zal hij bij een dwin
gend opgelegd C.A.S. anders is
het namelijk niet mogelijk met een
navelstreng van communicatiekabels
zijn verbonden aan een centrum, in
plaats van dat hij een vrije nieuws-
en amusementsgaring kan krijgen. Dat
maakt, dat er in de liberale fractie
grote bezwaren blijven bestaan. De
Minister heeft hem niet overtuigd.
Minister Bakker: Mijnheer de Voor
zitter! Wat de financiële situatie be
treft, merk ik nog op, dat wij het
C.A.S. niet ineens in zijn geheel wil
len aanleggen, maar dit uiteraard per
onderdeel willen doen. Wij zullen
zeker, ook door middel van markt
analyse, bekijken, of een dergelijk on
derdeel binnen een redelijk aantal
jaren volledig self-supporting kan
zijn.
In de tweede plaats kan ik alleen nog
maar onderstrepen, dat het C.A.S.
uiteraard niet dwingend zal worden
opgelegd.
Het wetsontwerp wordt zonder hoof
delijke stemming aangenomen.
De Voorzitter: De heer Van der
Werff zal, op zijn verzoek, aanteke
ning worden verleend, dat de aan
wezige leden van zijn fractie geacht
wensen te worden tegen dit wetsont
werp te hebben gestemd.
Dat wij onze lezers zo uitvoerig over
dit debat berichten houdt verband
met het belang, dat het film- en bio
scoopbedrijf heeft bij een juiste rege
ling van de bescherming der auteurs
rechten bij uitstraling van buiten
landse zenders via binnenlandse ka
nalen, wanneer op de betrokken film
vertoningen nog binnenlandse rech
ten bestaan: Met andere woorden:
dat een release van een film in Ne
derland bescherming geniet tegen
onverwachte concurrentie via de mo
gelijkheid, dat dezelfde film door een
buitenlands station wordt geïmpor
teerd door middel van CAS, of een
andere vorm van doorstraling.
Destijds zijn bij experimentele door
stralingen van het CAS stappen on
dernomen, welke met succes deze
waarborgen hebben verkregen.
/"leen der beide Kamers der Staten
Generaal heeft een stem laten
horen over de brieven welke tussen
de Nederlandse en Belgische regering
zijn gewisseld tot vaststelling van een
addendum inzake de co-produktie
van films bij het op 16 mei 1946
ondertekende verdrag betreffende de
culturele en intellectuele betrekkin
gen.
Het in de onderhavige briefwisseling ver
vatte Addendum bij het Nederlands-Bel
gisch Cultureel Verdrag van 16 mei 1946
heeft ten doel een regeling tot stand te
brengen voor de samenwerking tussen
Nederland en België bij het maken van
films. Verwacht wordt, dat hierdoor het
entameren van Nederlands-Belgische co-
produkties met betrekking tot documen
taires en speelfilms, in beide gevallen zo
wel korte als lange, zal worden aange
moedigd, hetgeen een toenemende belang
stelling bij het publiek met zich zal kun
nen brengen.
Voorts is overeengekomen, dat zowel de
artistieke als de technische medewerkers
aan een onder de werking van het Adden
dum vallende co-produktie de Nederland
se of de Belgische nationaliteit dienen
te bezitten. Op die "wijze zal de tijdens
de produktie te verwerven ervaring recht
streeks aan beide partijen ten goede kun
nen komen. Slechts bij uitzondering zal
het binnen het kader van het Addendum
mogelijk zijn, een beroep te doen op de
medewerking van deskundigen uit derde
landen.
In Nederland neemt de Regering voor een
aanzienlijk bedrag deel in het zogenaam
de Produktiefonds, bestemd voor het me-
definancieren van speelfilms, terwijl zij
door het verstrekken van subsidies het
maken van korte films mogelijk maakt.
In België wordt de nationale filmindustrie
met soortgelijke middelen door de rege
ring van dat land aangemoedigd. De in
beide landen reeds bestaande financie
ringspraktijken zullen in geval van een
onder de werking van het Addendum val
lende co-produktie vrijwel onaangetast
blijven.
Ter onderstreping van het karakter der
co-produktie, is een redelijk minimum
percentage voor ieders aandeel in de pro-
duktiekosten voorgeschreven. Dit percen
tage, alsmede de overige bepalingen, zijn
in overeenstemming met de richtlijn, die
de Ministerraad van de E.E.G. inzake co-
produktie heeft uitgevaardigd. Het aldus
geschapen evenwicht moet dan tevens be
palend zijn voor de aantallen medewer
kers, uit elk der landen afkomstig. Het
laat zich verder verstaan, dat de opbreng
sten op deze zelfde basis worden verdeeld.
Voor het aanvragen van erkenning van
projekten voor co-produktie wordt in feite
de praktijk gevolgd, die reeds in beide
landen bestaat met betrekking tot ieders
nationale produktie. De beslissing over de
inwilliging van in te dienen verzoeken
wordt genomen in onderling overleg tussen
de instanties die zowel in Nederland als
België voor dit doel zijn aangewezen.
Het betreffende stuk is voor kennis
geving aangenomen.
De Commissie Nieuwe Zaken heeft
in haar laatstelijk gehouden zitting
besloten toestemming te verlenen als
bedoeld in het Algemeen Bedrijfsre
glement aan:
de N.V. Paul Huf Filmassociatie
N.V., gevestigd te Amsterdam, tot
het gaan exploiteren van een filmpro-
duktiezaak voor de bedrijfstak c: „de
produktie van films niet vallende on
der a of b (met een minimum per
drie jaar van één voor de vertoning
in Nederlandse bioscopen bestemde
film en, tenzij dit minimum wordt
overschreden, 6 anderssoortige films)".
Voornoemde zaak heeft zich tevens
voor het lidmaatschap van de Bond
bij het Hoofdbestuur aangemeld.