De receptie ter gelegenheid van het afscheid van de heer Bosman werd onder meer bijgewoond door de heer G. van der
Wiel, Hoofddirecteur van de rijksvoorlichtingsdienst, met zijn echtgenote.
nu het belang van de organisatie wilde laten prevaleren
boven Uw eigen gevoelens. Iedereen die U kent, weet hoe
hard hei U moet vallen om U terug te trekken. Uw werk
voor de Nederlandse Bioscoopbond, Uw werk in het alge
meen belang van het Nederlandse film- en bioscoopbedrijf,
zoals U dat zag, heeft een zeer groot deel van Uw leven
gevuld, zo gevuld, dat velen in Uw omgeving zich afvroegen,
of U niet te veel van Uzelf verlangde.
U bent in 1935 bij de Nederlandse Bioscoopbond gekomen
en nu, 37 jaar later, neemt U afscheid. De bedrijfsgenoten
betreuren dat, niet omdat zij geen begrip zouden hebben
voor Uw overwegingen, doch omdat zij U zullen missen. U
bent zowel in Uw functie van Bondsdirecteur als in Uw
functie van Bondsvoorzitter het hart van de Bond en van
het film- en bioscoopbedrijf geweest. U hebt deze organi
satie na de oorlog een nieuw gezicht gegeven, een nieuw
elan, voortdurend aangepast aan de ontwikkelingen in en
buiten ons.
De organisatie diende naar Uw overtuiging niet een doel
in zichzelf te zijn, maar een middel ter versterking van de
positie van deze bedrijfstak. Hedenmiddag heeft de Bonds
raad met het oog op de bijzondere wijze waarop U de al
gemene bedrijfsbelangen hebt behartigd, U het hoogste eer
bewijs van onze organisatie verleend, het erelidmaatschap.
Daarvoor hebben vele motieven gegolden. Ik zou daarvan
met name willen noemen Uw streven naar evenwichtige ver
houdingen tussen de bedrijfsgenoten, Uw strijd tegen on
billijkheden en discriminatie op fiscaal gebied en op het
terrein van de bioscoopwetgeving. Het unieke samengaan
van bedrijfsgroeperingen van verschillende aard en beteke
nis met vaak tegengestelde belangen hebt U altijd als een
groot goed gezien en dienovereenkomstig gekoesterd. Van
uit die positie konden immers zaken collectief van de grond
komen.
Maar, Mijnheer Bosman, wanneer hier vele honderden bij
een zijn om op deze afscheidsreceptie van hun respect
jegens U te getuigen, dan is het bepaald niet uitsluitend
om de meer zakelijk gerichte kanten van Uw werkzaamhe
den. Onder deze honderden zie ik niet alleen de bedrijfs
genoten, maar ook vertegenwoordigers van de overheid en
tal van culturele en sociale instellingen, ik zie hier de film
makers en de filmpers en ik zie hier zovele anderen die in
de afgelopen jaren met U contact hebben gehad uit hoofde
van de veelomvattendheid van Uw activiteiten.
U bent typisch de man van de grote lijn, van de grote con
ceptie, de man die bij alle detailarbeid welke nu eenmaal
moet worden verricht, altijd de onderlinge samenhang van
de dingen ten nauwste in het oog houdt. Niet altijd heeft
men U begrepen en niet altijd heeft men U willen begrijpen.
Mensen als U, die een totaalbeeld voor ogen hebben en
die daar ook voor staan, zijn als hoge bomen die veel wind
vangen, wind die van alle mogelijke kanten kan komen. Ik
10