in dit NAAR EEN GEMEENSCHAPPELIJKE FILMMARKT Tw eewekelijk.se uitgave van de Nederlandse Bioscoopbond, nummer 5 17 februari 1977 Redaktie en administratie: Postbus 5048, Amsterdam. Tel: 020 - 799261 Hoofdredakteur: J.Th. van Taalingen Eindredakteur: Bart Eldering Advertenties drukkerij Poortpers b.v. Torensteeg 3, Amsterdam Tel: 020-231485 Naar een gemeenschappelijke filmmarkt pagina 1 Nieuwe theaters pagina 3—5 Filmbehandeling pagina 7 Bondsnieuws pagina 8 FILM Bij de voorplaat: Onder regie van Nouchka van Brakel (midden) vonden onlangs in Amsterdam de laatste opnamen plaats voor de nieuwe Nederlandse speelfilm "Het Debuut", een Van Heyningen/ Solleveld-produktie. In samenhang met de beginselen die zijn neergelegd in het Verdrag van Rome, waarbij de Europese Economische Gemeenschap is opgericht, tracht men thans ook te geraken tot een gemeenschappelijke filmmarkt. De E.G -functionarissen in Brussel hebben in de eerste plaats te zorgen voor een opheffing van de belemmeringen in het Europese verkeer van diensten, personen en kapitaal, daaronder mede begrepen discriminatoire maatregelen. Het lijdt in dit opzicht geen twijfel, dat de steunmaatregelen van de Europese landen ten behoeve van de nationale filmproduktie in principe strijdig zijn met het Verdrag van Rome. Er kunnen overigens motieven zijn voor de Brusselse autoriteiten om dergelijke steunmaatregelen al of niet met restricties als verenigbaar te be schouwen met de gemeenschappelijke markt. Brussel heeft vooralsnog geen grote problemen met de selectieve steun in de vorm van voor-financiering, welke steun bijvoorbeeld in ons land en Bel gië toepassing vindt. Een dergelijke steun, die uit het overheidsbudget komt en is gebaseerd op de bevorde ring van de nationale filmcultuur, wordt, naar men mag aannemen, niet principieel in strijd geacht met de communautaire voorschriften. Veel meer moeite heeft de E.G. met de parafiscale lasten die in de grote filmproducerende landen op de bios copen worden gelegd, mede in verband met de daaraan gekoppelde automa tische steun, d.w.z. een steun op basis van de recettes van een nationale film in de nationale bioscopen. Dit systeem wordt als zodanig niet in overeenstem ming geoordeeld met het Verdrag van Rome vanwege zijn rechtstreekse con currentievervalsende opzet. Een harmonisatie van de hierbedoelde steunverlenings-stelsels zou een oplos sing van dit vraagstuk kunnen bieden, ware het niet, dat de grote verschei denheid van de systemen zulks bijzon der lastig maakt. Over een ding is iedereen ook Brus sel het wel eens: een stopzetting van de steun aan de filmproduktie zou leiden tot ineenstorting van de Euro pese filmmarkt met alle daaraan ver bonden consequenties van financieel- economische, culturele en sociale aard. Een gedachte die op het ogenblik nog al opgeld doet in sommige overkoepe lende internationale film organisaties, is de introducering van het begrip com munautaire film. Daaronder zou men dan moeten verstaan een film die in co-produktie is vervaardigd door film producenten, gevestigd in lid-staten van de E.G. De voornaamste creatieve en technische medewerkers zouden onderdanen moeten zijn van een of meer lidstaten van de gemeenschap. Aldus vervaardigde films zouden in het land van elke bij de produktie betrok ken filmproducent dezelfde rechten op steun hebben als de nationale film. De praktijk van een dergelijk systeem zou bijvoorbeeld kunnen zijn, dat een film met een uitsluitend Italiaanse creatieve en technische staf, geprodu ceerd door een Italiaanse producent met financiële steun van een Franse en Engelse producent, in elk van de drie landen in kwestie voor steun uit de na tionale potten in aanmerking komt. Met andere woorden, het nationale ele ment, dat overal nog sterk de steun maatregelen beheerst, speelt voor de communautaire film als zodanig geen rol, het industriële element des te meer. In het kader van de E.G .-wetgeving zou een dergelijk stelsel uitnemend passen, omdat het een opening bete kent naar een Europese marktecono mie en een verdere realisering van het beginsel van het vrije verkeer van per sonen in de filmbranche. Een plotse linge invoering ervan zou nochtans tot ernstige marktverstoringen kunnen lei den, in het bijzonder ook wat de werk gelegenheid in de filmproduktie be treft. Het vrije verkeer van personen is natuurlijk een fraai principe, doch men moet goed beseffen, dat er in de prak tijk niet veel zal veranderen, zeker niet

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1977 | | pagina 7