in dit Een belangwekkende uitspraak Tweewekelijkse uitgave van de Nederlandse Bioscoophond nummer 4 16 februari 1978 Redactie en administratie: Postbus 5048, Amsterdam. Tel: 020-79 92 61 Hoofdredacteur: J.Th. van Taalingen Eindredacteur: Bart Eldering Advertenties: drukkerij Poortpers b.v. Torensteeg 3, Amsterdam Tel: 020-23 14 85 Een belangwekkende uitspraak pagina 1 Vonnis pagina 2 Nieuwe films pagina 3 Nieuwe bioscopen pagina 4 Produktie pagina 6 Premières pagina 8 FILM Bij de voorplaat: Een werkfoto uit de nieuwe speelfilm 'Nacht zonder Zegen Een vrolijk moment tijdens een draaipauze. hoofdrolspeler Geert 'l'ijssens en Helen Hedy In liet proefproces in de zaak 'Deep throat' heeft de Amsterdamse Rechtbank op 2 februari jl. vonnis gewezen. Een belangwekkend vonnis voorwaar! De Rechtbank had de Rechter-Commissaris verzocht te onderzoeken, of op wetenschappe lijk verantwoorde wijze een uitspraak zou kunnen worden verkregen omtrent de vraag of de afbeeldingen van sexuele handeiinge, zoals deze in de film 'Deep throat' in bioscooptheaters worden vertoond, door een voor het Nederlands volk representatief te achten meerderheid worden ervaren als strijdig met de eerbaarheid. De formulering 'door een voor het Neder landse volk representatief te achten meerderheid' is gebaseerd op een arrest van de Hoge Raad, waarmede ons hoogste rechtscollege heeft aangegeven dat strafbaarheid ingevolge artikel 240 van het Wetboek van Strafrecht wegens aanstotelijkheid voor de eerbaarheid een zodanige meerderheid vereist. De Rechter-Commissaris heeft een wetenschappelijk verant woord onderzoek niet goed mogelijk geacht, althans de waarde ervan onzeker geoordeeld. De Rechtbank diende derhalve zelf uit te maken, of er van een voor het Nederlandse volk representatief te achten meerderheid sprake is. in de overwegingen die tot het vonnis hebben geleid, heeft de Rechtbank onder meer in aanmerking genomen de aanzienlijke en snelle ontwikkeling van de opvattingen van het Nederlandse volk omtrent de zeden in de richting van een grotere tolerantie. Zij noemt in dit verband met name het rapport van de Adviescommissie Zedelijkheidswetgeving en de meningsvorming ter zake in de Staten-Generaal. Volgens het rapport van de Adviescommissie Zedelijkheidswetgeving (ook wel genaamd Commissie-Melai), die in 1970 door de regering is ingesteld, dient de wetgeving op het terrein van de pornografie en de schennis van de eerbaarheid te worden bepaald door twee hoofddoelen, namelijk het tegengaan van onverhoedse confrontatie en de bescherming van jeugdige personen. De commissie heeft in haar rapport, dat op 2 augustus 1973 is versche nen, op basis van deze beginselen gewijzigde wetsteksten geformuleerd. De Rechtbank heeft liet arrest van de Hoge Raad zodanig opgevat, dat het voorliet bewijs van het tenlastegelegde noodzakelijk is, dat een belangrijke meerderheid van het Nederlandse volk wordt gekwetst in haar gevoelens van eerbaarheid door afbeeldingen als voorkomende in bijvoorbeeld de film 'Deep throat'. Deze kwetsing moet dan echter wel strafrechtelijk relevant zijn, hetgeen naar de mening van de Rechtbank slechts het geval is met betrekking tot een kwetsing van min of meer ernstige aard. Als motief hiervoor wijst de Rechtbank onder meer op de strafmaat van ten hoogste eenjaar gevangenisstraf. De Rechtbank heeft in haar overwegingen mede betrokken het door onze raadsman Mr. DJHJvi. Peeperkorn overgelegde rapport van het Nederlands Instituut voor Sociaal-Sexuolo- gisch Onderzoek (N.I.S.S.O.) van oktober 1977 'Sexuitbeelding en sexverbeelding'. Hoewel de Rechtbank aan dit rapport om verschillende redenen beperkte betekenis toekent voor de Nederlandse situatie, heeft zij nochtans van belang geoordeeld, dat hieruit in ieder geval niet is op te maken, dat het aanschouwen van de bedoelde afbeeldingen ernstige kwetsing van de gevoelens van eerbaarheid bij een belangrijke meerderheid van de door het N.I.S.S.O. geën quêteerden heeft opgeroepen. Voorts heeft de Rechtbank in aanmerking genomen, dat het hier een gebied betreft waar men bij uitstek ambivalente reacties vertoont. Men kan aan de ene kant genoegen scheppen in het bekijken van een bepaalde film zoals bijvoorbeeld 'Deep thorat', en derhalve een dergelijke film niet aanstootgevend vinden, maar zich aan de andere kant daarvoor toch wel beschaamd gevoelen. Uit alles hetgeen zij heeft overwogen, zijn naar het oordeelvan de Rechtbank onvoldoende aanwijzingen naar voren gekomen om te concluderen tot een zodanig ernstige kwetsing in haar gevoelens van eerbaarheid van een belangrijke meerderheid van het Nederlandse volk, dat dit strafrechtelijk consequenties zou moeten hebben. Zeker is zulks naar de zienswijze van de Rechtbank niet het geval, omdat de overigens vele bezoekers van de bioscoop in kwestie door middel van een duidelijke aanduiding op de hoogte waren gebracht van de strekking van de onderwcrpelijke film en derhalve in casu geen sprake was van een onver hoedse en niet gewilde confrontatie. Deze laatste overweging is van groot belang, omdat de Rechtbank hiermede het reeds eerder door haar genoemde rapport van de Adviescommissie Zedelijkheidswetgeving ter zake van het begrip onverhoedse (en ongewilde) confrontatie in haar beoordeling betrekt, zoals eigenlijk al eerder door de rechter is gebeurd ten aanzien van de zogenaamde naaktstranden. Iemand die door middel van een bordje is gewaarschuwd dat hij een naaktstrand nadert, weet derhalve waar hij aan toe is en kan bijgevolg als volwassen burger voor zichzelf uitma ken, of hij al dan niet het naaktstrand wil betreden. Gelet op een desbetreffende vraag van de raadsman heeft de Rechtbank duidelijk gesteld, dat een waarschuwing van het publiek, zoals in het geval 'Deep throat' conform de aanwij zingen van Bondswege is geschied, ongeacht de betekenis van zo'n waarschuwing in het licht van het voorkomen van onverhoedse confrontatie, haars inziens ook noodzakelijk is met het oog op een mogelijke overtreding van andere strafrechtelijke bepalingen. Het vonnis van de Rechtbank is een logisch vonnis, in aanmerking genomen de maatschappe lijke ontwikkelingen en gelet op gezaghebbende stemmen als de Adviescommissie Zedelijk heidswetgeving en in moties neergelegde uitspraken van de Staten-Generaal. Het vonnis is voor onze bedrijfstak vanwege zijn principiële benadering van grote betekenis, omdat het, zij het uiteraard binnen zekere grenzen, rechtszekerheid biedt aan hen die zich bewegen op het terrein van de filmexploitatie. Dat was trouwens het doel van de organisatie, toen deze besloot naar aanleiding van het ingrijpen van de procureurs-generaal bij de ge rechtshoven eind 1976 een proefproces te doen aanspannen. De Officier van Justitie MrF.H von Meyenfeldt is intussen in appel gegaan,zodat nog geen directe gevolgen aan het vonnis voor de door de bedrijfsgenoten te volgen gedragslijn zijn te verbinden. In afwachting van een uitspraak van de hogere rechter zal bestendiging van de huidige onbevredigende situatie dientengevolge voorlopig onvermijdelijk zijn. Overigens blijft een aanpassing van de zedelijkheidswetgeving conform de aanbeveling van de Commissie-Melai daarnaast tot de mogelijkheden behoren. Ook in dit opzicht is op korte termijn in ieder geval geen oplossing te verwachten. v.T. Volledigheidshalve laten wij hierna de volledige tekst van het vonnis van de Arrondisse mentsrechtbank volgen.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1978 | | pagina 5