in dier voege, dat bij een exploitatie van bioscoopcom
plexen geen vermenging plaatsheeft van porno en ander
soortige programma's. Wij hebben misschien gemeend, dat
Nederland op het gebied van de zeden het vooruitstrevend
ste land van de wereld is, doch wij hebben intussen gecon
stateerd, dat ons land ook in dit opzicht niet zo uitzonder
lijk is als men wel eens veronderstelt. Het is goed dit te be
seffen en daarmede bij de exploitatie van onze bedrijven
bioscopen, filmverhuurkantoren en produktiezaken reke
ning te houden. Het door ons gevoerde proces inzake de
doorgifte van filmuitzendingen door de kabeltelevisie
zonder toestemming van hen die het exploitatierecht op
deze film bezitten, is thans op gang gekomen. Het vonnis
van de rechtbank te Amsterdam zal op zijn vroegst medio
juli zijn te verwachten. Gezien het principiële karakter van
het proces en de belangen die hier op het spel staan, moet u
er echter wel rekening mee houden, dat wij nog een paar
jaar aan procesvoering voor de boeg hebben.
Wat is nu eigenlijk de bedoeling van dit proces en wat kun
nen wij er uiteindelijk mee bereiken?
In de eerste plaats beogen wij ermede te bereiken, dat de
kabeltelevisie geen films doorgeeft zonder hiervoor toestem
ming te hebben verkregen van de rechthebbenden. Is geen
toestemming verleend, dan zal dus een verbod kunnen wor
den opgelegd of schadevergoeding worden geëist. Nu lijkt
het mij wel juist u er aanstonds al op te wijzen, dat een ver
bod minder eenvoudig is dan het lijkt. De auteurswetgeving
kent namelijk de mogelijkheid van het opleggen door de
overheid van een dwanglicentie. Dit wil zeggen, dat de be
trokken rechthebbende de doorgifte van zijn film moet toe
staan, met dien verstande, dat hij wel recht op een redelijke
vergoeding heeft. Er zijn aanwijzingen, dat men in interna
tionaal verband in zeer reële zin over een toepassing van het
systeem van dwanglicentie spreekt. Gelet op de enorme
macht en populariteit van de televisie moeten wij ook uit
'dien hoofde niet te licht denken over het opleggen van een
verbod.
Ons proces is er, hoe ook, met name op gericht de rechtspo
sitie van onze leden-filmverhuurders en leden-filmproducen-
ten te beschermen. Dat is op zichzelf al een groot belang.
In een wereld waarin de techniek zich steeds verder ont
wikkeld, is er een sterke neiging om de exploitatie van de
hardware tot in het extreme door te voeren, gebruikmakend
of misbruik makend van de software, waartoe ook de films
behoren, die in eerste instantie zijn vervaardigd met het oog
op de exploitatie in de bioscopen. Als ik zeg misbruik ma
ken, dan doel ik allereerst op de omstandigheid, dat de prijs
die de exploitanten van hardware en onder hen reken ik
ook de televisiestations voor de software willen betalen,
dikwijls in generlei verhouding staat tot hetgeen als een re
delijke vergoeding moet worden aangemerkt. Dat is bijvoor
beeld ook de onbillijkheid in de verhouding tussen bioscoop
en televisie. Voor de televisie is een film een lekker goed
koop en toch uitermate attractief programma. Aldus doet
zich de ridicule ontwikkeling voor, dat onze zaken de dupe
worden van de vermindering van de televisiebudgetten,
want hoe minder geld er is voor de echte televisieprogram
ma's, hoe meer er behoefte is aan goedkope programma's
van andere aard, dus ook aan speelfilms.
Ik signaleer dit verschijnsel, omdat de gehele technische
ontwikkeling steeds verder in deze richting dreigt te gaan,
waardoor zich met name ten opzichte van de bioscoopex
ploitatie, die relatief meer hoge auteursrechten heeft te be
talen, een vorm van concurrentievervalsing voordoet. En nu
laat ik nog maar buiten beschouwing apert onrechtmatige
methoden zoals die zo gemakkelijk bij video kunnen optre
den.
De wetgeving op auteursrechtelijk terrein ontwikkelt zich
ook al niet op een wijze die het film- en bioscoopbedrijf
houvast biedt.
Het zijn allemaal geen kwesties die wij hier nationaal kun
nen oplossen. Het zijn kwesties die internationaal spelen.
Meer dan ooit is eenheid van optreden van het internatio
nale filmwezen vereist, doch wat dit betreft ben ik niet erg
optimistisch. De ervaring die wij in internationale vergade
ringen hebben opgedaan, leert ons, dat het solidariteitsge
voel tussen de verschillende sectoren van het filmbedrijf el
ders veelal ver is te zoeken.
Daarom is het ook goed, dat wij in eigen land vanuit onze
eenheidspositie opkomen voor onze rechten. In dit licht
moeten wij het proefproces tegen de kabeltelevisie bezien,
een proces waarmede wij eigenlijk de spits afbijten voor alle
auteurs wier belangen op dit terrein in het geding zijn.
Mijne heren, de problemen waarvan ik heb gewaagd, hebben
uiteraard het organisatorische werk beïnvloed. De beide
processen bijvoorbeeld vergen veel tijd aan bestudering en
begeleiding. De expansie van het bioscoopbedrijf moge
geleidelijk over het hoogtepunt heen zijn, zij legt nog altijd
veel beslag op de aandacht en werkzaamheid van de desbe
treffende commissies en besturen, alsmede van het Bonds
bureau.
Daarnaast zijn er de vele grote en kleine kwesties waarvoor
de organisatie zich voortdurend gesteld ziet en die mede
samenhangen met of voortvloeien uit haar structuur, te we
ten een feitelijke eenheid van allen die als ondernemer in
het film- en bioscoopbedrijf opereren.
Het komt mij passend voor deze eenheidstructuur in het
jaar waarin onze Bond zestig jaar bestaat, nog eens extra
onder de aandacht te brengen. Deze eenheid en de solidari
teit die daarvan een logisch uitvloeisel is, zijn de grondslagen
van ons bestaan, zij hebben tot optimale resultaten geleid
en zij zijn meer dan ooit, gelet op de vele moeilijke proble
men die onze bedrijfstak nog te wachten staat, van het
allergrootste belang. Ik heb er behoefte aan dit wezenlijke
De heren Van der Stap en Van Royen
V.l.n.r. De heren Bosman, De Haan, Pieterse en Smulders