RIJKSBEGROTING 1979 commentaar De begrotingscijfers 1979 voor 'film'geven een weinig op wekkend beeld. Zowel de post voor de hoofdfilm (Stichting Productiefonds voor Nederlandse Films) als die voor de korte film is met nog geen 2% verhoogd ten opzichte van 1978. Deze stijging is volstrekt ontoereikend om de nor male trendontwikkeling van lonen en prijzen bij te houden. Dit betekent dus teruggang. Gezien de voortdurende struc turele problematiek waarmede vooral de hoofdfilmproduk- tie heeft te kampen, is zulks voor deze sector extra betreu renswaardig. De minister acht het van belang, dat het Productiefonds in toenemende mate bij de besteding van gelden rekening houdt met de inhoudelijke kwaliteit van films, nu de conti nuïteit van de Nederlandse speelfilm zich duidelijk mani festeert. Wij zouden hierover enige, opmerkingen willen maken. Er is de laatste jaren inderdaad een zekere continuïteit in de Nederlandse speelfimproduktie, wanneer men tenminste kijkt naar het aantal films dat is geproduceerd. De grote moeilijkheid is echter, dat het heel wat minder gemakkelijk is om de verschillende produktiegroepen continue aan het werk te houden. De continuïteit in dit opzicht wordt trou wens extra in gevaar gebracht door de grote risico's die de hoofdfilmproduktie met zich brengt. Die risico's worden uiteraard belangrijk beperkt ah uitvloeisel van liet beleid van het Productie fonds, doch het door de producent te fi nancieren part is nog altijd aanzienlijkVan een wezenlijke continuïteit is dus geen sprake. Men moet men zich daarbij ook niet laten beïnvloeden door de uiterst gunstige resul taten van enige hoofdfilms en evenmin door de omstandig heid, dat het merendeel van de Nederlandse films het beter in de bioscopen doet dan de gemiddelde buitenlandse film. Een Nederlandse film moet wel heel wat omzetten, voordat de producent zijn eigen investering heeft terugverdiend, om van de door het Pro duet ie fonds verstrekte financiële midde len maar niet te spreken. Het is onder deze omstandigheden uiterst gevaarlijk om bij het subsidiebeleid een groter accent te gaan verlenen aan de inhoudelijke kwaliteit van de films. Het beleid van het Pro ductiefonds Is er altijd op gericht geweest zoveel mogelijk te bewerkstelligen, dat de te vervaardigen films een goede kwa liteit hebben ongeacht het genre. Het Productiefonds acht het voor een wezenlijke continuïteit van de Nederlandse filmproduktie en uit een oogpunt van exportmogelijkheden zelfs noodzakelijk, dat er een behoorlijke variatie van film genres komt. Het is natuurlijk van belang, dat de films goed gemaakt zijn en op een goed scenario berusten. De praktijk van het laatste decennium heeft echter geleerd, dat enorme succes sen van films die qua inhoud mogelijk niet aan de normen van de minister voldoen, een geweldige stimulans hebben betekend voor de Nederlandse speelfilmproduktie in het al gemeen, films met een hoge inhoudelijke kwaliteit daaron der begrepen. Misschien bedoelt de minister iets anders, dan wat wij er uit lezen, doch vooralsnog geeft haar opmerking ons aanleiding tot vrees voor een eenzijdige ontwikkeling die uiteindelijk meer schaadt dan baat. Voorts vindt de minister het gewenst, dat aansluiting wordt gezocht bij belangrijke ontwikkelingen In het buitenland. Wij weten niet precies waar de minister op doelt. Interna tionaal gezien is de gang van zaken op produktiegebied nu niet bepaald gunstig te noemen en in vergelijking met het buitenland slaat Nederland met zijn kleine produktie een uitstekend figuur. Het is ons bekend, dat men in het bui tenland met veel waardering spreekt over de ontplooiing van de Nederlandse filmproduktie en de mogelijkheden die hier vanwege het door het Productiefonds ontwikkelde fi nancieringsstelsel zijn gecreëerd. Omtrent de opmerking, dat niet dient te worden voorbijge gaan aan de wezenlijke kansen die de lange 16mm-film biedt, mede ook door de vertonlngsmogelijkheden via het zogenaamde alternatieve circuit, nog het volgende. Het lijkt ons, dat het fïlmformaat volstrekt onbelangrijk is. Een alternatief circuit zou 35mm-films kunnen gaan verto nen zo goed als er bioscopen zijn die lèmm-fïlms kunnen vertonen. Aangenomen dat met het 'alternatieve circuit' wordt bedoeld een filmexploitatie In andere zalen dan die van onze leden, zouden wij er de aandacht op willen vesti gen, dat naar de mening van het Hoofdbestuur van de Ne derlandse Bioscoopbond de vervaardiging van films ten behoeve van vertoning In dat alternatieve circuit met het oog op de hoge produktlekosten geen principiële kwestie is, doch in de eerste plaats een praktisch probleem. Het lijkt ons derhalve, dat in het beleid van het Productiefonds deze produktlemogelljkheden op dezelfde wijze zullen worden bekeken. Aangaande de samenwerking tussen film en televisie heeft het Hoofdbestuur het standpunt ingenomen, dat een derge lijke samenwerking zou kunnen worden overwogen als de televisie substantieel In de speelfilmproduktie gaat bijdra gen. Financieel denkt het Hoofdbestuur aan een Investering van ten minste 1/3 deel in de produktlekosten. Men zal er In leder geval goed rekening mee moeten houden, dat, als de samenwerking erop neerkomt, dat de televisie, zoals tot nu toe het geval is, voor een dubbeltje op de eerste rang gaat zitten, het filmbedrijfsleven voor een dergelijke vorm van samenwerking al heel weinig zal voelen. De situatie is in ieder geval te gecompliceerd om haar met een enkele zin af te doen. Tenslotte merkt de minister op, dat zij overweegt hij de subsidiëring van het Productiefonds verdere voorwaarden 'ter zake' te stellen. Op zichzelf heeft de minister natuurlijk het volste recht om voorwaarden te stellen. Dat is helemaal het geval, wanneer aan die voorwaarden strikt financiële overwegingen ten grondslag liggen. De aangelegenheden die te berde zijn gebracht, betreffen evenwel beleldsapsecten, waarover men van gedachten kan verschillen. Met alle moei lijkheden die zich voordoen, zijn er toch op het terrein van de hoofdfilmproduktie verworvenheden die door een wij ziging van het subsidiebeleid zouden kunnen worden aan getast. Het komt ons voor, dat omtrent de wens essentiële beleidswijzigingen door te voeren toch op zijn minst over leg zal dienen plaats te vinden met het speciaal daartoe gecreëerde beleidsorgaan, te weten het Productie fonds. Anders wordt door het opleggen van condities op beleids gebied de positie van het Productiefonds teruggebracht tot een soort projectencommissievT

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1978 | | pagina 8