weet wat hij krijgt te zien en desondanks een naaktstrand wenst te betreden, kan
zich niet erover beklagen met blote dames en heren te worden geconfronteerd.
Van aanstoot van de eerbaarheid is dan geen sprake.
Het arrest moet mede worden gezien in het licht van het rapport van de door de
regering indertijd ingestelde Adviescommissie Zedelijkheidswetgeving. Deze
commissie is van oordeel, dat in de nieuwe zedelijkheidswetgeving twee hoofd
principes dienen te gelden: a. de bescherming van jeugdigen en b. het tegengaan
van onverhoedse confrontaties. Deze twee elementen zijn in het arrest van de
Hoge Raad terug te vinden. Er is echter wel een belangrijk verschil. De Advies
commissie Zedelijkheidswetgeving (ook wel naar haar voorzitter genoemd de
Commissie-Melai) ging ervan uit, dat ten aanzien van films die door de jeugdfilm
keuring niet geschikt worden bevonden voor jeugdigen, van een onverhoedse
confrontatie van volwassenen geen sprake kon zijn. Volgens de commissie kon
een volwassen burger dan worden geacht voldoende te zijn gewaarschuwd voor
het bijzondere karakter van zulk een film.
Nochtans kunnen wij met de onderhavige uitspraak erg gelukkig zijn, omdat
hiermede een hanteerbare norm voor een straffeloze vertoning van pornofilms
wordt gegeven. Het is van belang, dat de Hoge Raad een bordje met een aandui
ding als 'harde porno', zoals was gebruikt in het geval waarop het proefproces
betrekking had, als voldoende waarschuwing aanmerkt. In dat geval was boven
dien de leeftijdsgrens van achttien jaar gebruikt, welke leeftijdsgrens ook in de
toen nog van kracht zijnde Bioscoopwet werd genoemd. Hoewel de huidige
jeugdfilmkeuring conform het advies van de Commissie-Melai de grens van de
'volwassenheid' bij zestien legt, is er toch alle aanleiding voor de bedrijfsgeno-
ten om mede met het oog op de in de Strafwet nog genoemde grens van acht
tien jaar wat de zedelijkheidswetgeving betreft, ten aanzien van pornofilms
een leeftijdsgrens van achttien jaar aan te houden. Men kan maar het beste 'op
safe spelen'.
Wij vertrouwen erop, dat de leden met betrekking tot de vertoning van porno
films een verstandig en voorzichtig beleid zullen voeren. De bioscopen doen er
uit een oogpunt van recreatie goed aan een zo groot mogelijke variatie van de
filmprogrammering te bieden. Voor de pornofilms kan aldus ook een plaats wor
den ingeruimd, doch een zekere terughoudendheid blijft geboden ter voorko
ming van ongewenste repercussies bij een deel van het publiek. Vooral in plaat
sen met weinig bioscopen is een zodanige terughoudendheid essentieel.
De afloop van het proefproces moet als een groot succes voor onze organisatie
en het film- en bioscoopbedrijf in ons land worden beschouwd, alsmede uiter
aard voor onze raadslieden Mr. D.H.M. Peeperkorn te Amsterdam en de cassa
tie-advocaat Mr. P. Mout te Den Haag.
Er is niet vergeefs een beroep gedaan op de onafhankelijke rechter, die een
streep heeft gehaald door het wat repressieve beleid van de Procureurs-
Generaal en de door hen vastgestelde 'vijftig stoelen-grens'. Wij moeten er re
kening mee houden, dat het voornemen om tot een herziening van de Straf
wet te komen op het gebied van de zedelijkheidswetgeving alsnog ten uitvoer
zal worden gelegd. Wij menen in redelijkheid te mogen verwachten, dat de
volksvertegenwoordiging, gelet op het advies van de Commissie-Melai en het be
wuste arrest van de Hoge Raad, een voor de hand liggende wetsherziening tot
stand zal brengen. Wij prijzen ons intussen gelukkig met de verkregen rechts
zekerheid.
De Hoge Raad der Nederlanden,
Op het beroep van de Procureur-Gene
raal bij het Gerechtshof te dam, rekwirant
van cassatie tegen een arrest van dat Hof
van 22 juni 1978, houdende in hoger beroep
bevestiging met verbetering van gronden van
een vonnis van de Arrondissementsrecht
bank te Amsterdam van 2 februari 1978,
waarbij de vennootschap onder firma "Fir
ma Flora Theater" gevestigd en kantoor-
houdende te Amsterdam, ter zake van het
haar bij inleidende dagvaarding telastgelcgde
is vrijgesproken;
Gehoord het verslag van de raadsheer
rapporteur;
Gezien het gerechtelijk schrijven namens
de Procureur-Generaal aan de gerekwireerde
uitgereikt ter kennisgeving van de dag voor
de behandeling van deze zaak bepaald;
Gelet op het middel van cassatie, door de
rekwirant voorgesteld bij de schriftuur,
luidende:
"Schending of verkeerde toepassing van
de irtikelen.348, 350, 351, 352, 415 en
423 van het Wetboek van Strafvordering
en van artikel 240 van het Wetboek van
Strafrecht, doordat het Hof met schending
van het Nederlandse recht, althans met
verzuim van vormen, waarvan de naleving op
straffe van nietigheid is voorgeschreven een
onjuiste uitlegging heeft gegeven aan de
woorden "openlijk tentoongesteld", in de
telastelegging, in dezelfde zin gebezigd als
die woorden voorkomen in art. 240 Sr. en
daardoor ten onrechte niet bewezen heeft
verklaard, dat verdachte het haar bij in
leidende dagvaarding tclastegelegde feit
heeft begaan en haar van het tclastgelegde
feit bewezen te verklaren en verdachte te
veroordelen, waarbij het Hof dusdoende de
grondslag van de telastelegging heeft verla
ten en een onzuivere vrijspraak heeft gege
ven
Toelichting:
Ten onrechte heeft liet Hof eerst beslist, dat
niet kan worden gezegd, dat verdachte de
film "Deep Throat" openlijk heeft tentoon
gesteld in de betekenis, welke naar het nor
male spraakgebruik aan die woorden toe
komt, omdat een film bestaat uit een reeks
beelden, die tezamen een bewegend beeld
laten zien, dat zich wel leent voor een ver
toning, doch anders dan een geschrift,
afbeelding of voorwerp, genoemd in artikel
240 Sr., niet voor "tentoonstellen", waarbij
men éénzelfde object gedurende enige tijd
kan blijven bezichtigen. Volgens van Dale
Groot Woordenboek der Nederlandse Taal,
druk 10, wordt in het spraakgebruik onder
"tentoonstellen" onder meer verstaan: "te
kijk stellen, ter bezichtiging stellen" en
onder vertonen: "laten zien. een voorstelling
geven".
Daargelaten of er een duidelijk inhoudelijk
verschil bestaat tussen tentoonstellen en
vertonen en met de erkenning, dat men
volgens liet spraakgebruik spreekt van
vertonen van een film en niet van een film
tentoonstellen, dient te worden opgemerkt,
dat verdachte onder meer is telastegelegd.
dat zij... opzettelijk de film "Deep Throat",
welke film bestond uit een reeks, althans
een grootaantal haar, verdachte bekende
afbeeldingen openlijk heeft tentoonge
steld, immers toen daar.., genoemde film
heeft vertoond, waardoor de steller van de
telastelegging en de film zodoende werd
vertoond. Het valt niet in te zien om welke
reden als vereiste van tentoonstellen moet
gelden, dat men eenzelfde object of afbeel
ding gedurende enige tijd kan blijven be
zichtigen, terwijl daarenboven nog kan wor
den opgemerkt, dat in casu volgens de woor
den van de telastelegging de film bestond uit
een aaneenschakeling van afbeeldingen van
mannen en vrouwen, die op verschillende
manieren met elkaar geslachtsgemeenschap
hadden en aan clkaars geslachtsdelen likten,
hetgeen met zich meebrengt, dat te toe
schouwer in ieder geval gedurende enige tijd
men kan wel zeggen voortdurend die ge
slachtsdelen bezichtigde.
Ten aanzien van de mening van het Hof,
dat de wetgever zelf een verschil heeft
willen doen uitkomen tussen "tentoonstel
len" en "vertonen", waarbij het Hof verwijst
naar de artikelen 240 en 451 bis lid 1 Sr.
aan de ene zijde en de artikelen 240 bis en
451 bis lid 2 Sr. aan de andere zijde, kan
worden opgemerkt, dat eerstgenoemde
artikelen in feite inhouden een strafbaarstel
ling door vertoning aan het publiek in de
meest algemene zin van het woord en dat de
laatstgenoemde artikelen speciaal dienen ter
bescherming van de minderjarige, waarbij
taalkundig niet kan worden gesproken van:
"tentoonstellen aan een minderjarige". Het is
dan ook onjuist te menen, dat de wetgever
door het bezigen van "vertonen" in laatst
genoemde artikelen heeft willen doen uit
komen, dat het begrip "tentoonstellen" in
de eerstgenoemde artikelen niet de beteke
nis kan hebben van vertonen aan het pu
bliek. Bovendien is het Hof ten onrechte van
mening, dat. als er bij het vertonen van een
film al sprake is van het "openlijk tentoon-
.tellen" van die film, dit alleen plaatsvindt,
indien de filmvertoning zo openlijk plaats
vindt, dat de toeschouwer min of meer on
verwachts en huns ondanks voor de eerbaar
heid aanstotelijke beelden te zien krijgen,
hetgeen in casu niet het geval was. Het Hof
beroept zich hierbij op de Memorie van
Toelichting bij de tot standkoming van
artikel 240 van het Wetboek van Strafrecht,
waarin werd gesteld, dat alleen gewaakt
diende te worden tegen het kwetsen van
eerbaarheid door (onder meer) "zcdenlooze
prenten", die "tentoongesteld of verspreid,
zich huns ondanks aan personen opdringen,
wier zedelijk gevoel er door gekwetst
wordt".
Het Hof ziet hierbij over het hoofd, dat
bij de wijziging van art. 240 Sr. bij de wet
van 20 mei 1911 (S.130) de wetgever zich
op een ander standpunt heeft gesteld dan de
wetgever van 1886 en gemeend heeft, dat
het niet voldoende was alleen het "opdrin
gen" strafbaar te stellen, doch dat (onder
meer) elk tentoonstellen van voor de eer
baarheid aanstotelijke geschriften, afbeel
dingen en voorwerpen ter bescherming van
de zedelijkheid en ter bevordering van een
gezonde volksontwikkeling, ook als deze
niet "huns ondanks aan personen werden
opgedrongen", strafbaar diende te worden
gesteld. Aangezien sindsdien artikel 240 Sr,
slechts op onderdelen is gewijzigd, die op de
verbodsbepalingen in het artikel geen in
vloed hebben gehad, moet het er voor wor
den gehouden, dat ook tijdens het vertonen