lokale sfeer. Wij mogen derhalve niet verwachten, dat de ontwikkeling in ons land tegen de draad in zal blijven gaan. Er zijn nu eenmaal internationale wetmatigheden die zeker ook voor een klein land als het onze opgaan. Wij hebben, misschien meer nog dan andere landen, rekening te houden met de audiovisuele evolutie. Of moet ik wellicht van revo lutie spreken? Als er op audiovisueel terrein iets gaande is, dan ondervinden wij hier al gauw de ge volgen. De filmdiefstal waarmede wij dagelijks worden ge confronteerd en die men als piraterij bestempelt, treft ons in onze economie. Als men het heeft over piraterij, dan is men onder nostalgische invloed geneigd daar welwillend over te praten. Het is een romantisch begrip geworden. Aan de piraten van vroeger was echter heel weinig romantisch. Zo is het ook met de video- en kabelpiraten van nu: doodgewone harde jongens die alleen maar uit zijn op roof. Ik ben van oordeel, dat met name wat de kabelpiraten betreft, de overheid en degenen die dank zij overheidslicentie de kabel exploiteren, deze piraterij krachtig dienen te bestrijden. Zelfs in deze 'permissive society' kan men niet alles tolere ren. Wij hebben op het stuk van de audiovisuele ontwik keling nog met andere probleem te maken. Er is een neiging om het auteursrecht als een quantité négligeable te beschouwen, wanneer de nieuwe technieken aan de orde zijn. Men spreekt dan van technische hulpmiddelen die met auteursrecht niets van doen hebben. In de proefprocessen tegen de kabeltelevisie, die thans door de Bond en de Amerikaanse filmproduktiemaatschappijen worden gevoerd, wordt het technische argument ook door de rechtspraak in al zijn simpelheid gehanteerd. De omstandigheid, dat de televisie met alles wat ermee samenhangt, een heilig huisje vormt dat voor iedereen toegankelijk moet zijn, speelt ongetwijfeld mede een rol. Het nie beletten door de kabelnet exploitanten van de inbreuk der piraten is op der- glijke gronden door de rechter in eerste instantie dan ook niet als een onrechtmatige daad jegens de auteursrechthebbenden aangemerkt. Het techni sche argument gaat kennelijk zo ver, dat roof en andere handelingen in strijd met de wet maar moe ten worden geaccepteerd. Al dit soort zaken geven ons rechtsgevoel een enorme duk. De bedrijfsge- noten, wier hele handel nu eenmaal op de functio nering van het auteursrecht is gebaseerd en die zijn opgevoed in het besef dat het auteursrecht stipt in acht moet worden genomen, zijn verbijsterd over het volstrekt negeren van dit recht in de door mij bedoelde gevallen. Het komt mij voor, dat onvol doende de nadelige consequenties van de uitholling van het auteursrecht die thans gaande is en de hier mede gepaard gaande ondermijning van de filmeco- nomie, worden onderkend. Naarmate de audiovisu ele techniek zich verder ontwikkelt, zullen die con sequenties bij het ongenuanceerde vasthouden aan het technische argument alleen maar ernstiger wor den. Men stelt nogal eens, dat de snelle audiovisuele ontwikkeling een gevaar betekent voor de traditio nele filmhandel. Het ligt voor de hand, dat de con currerende invloed van deze ontwikkeling niet ge- geheel aan deze filmhandel zal voorbijgaan. Veel ernstiger acht ik echter het gevaar, dat ligt opgeslo ten in de concurrentievervalsing die mede voort vloeit uit de geschetste benadering. Wanneer men de zaken al ook in juridisch opzicht pragma tisch wil benaderen, dan wordt het tijd ook met de problematiek van het film- en bioscoopwezen re kening te houden, een problematiek die uiteinde lijk ook het bestaart van de film raakt. Wij hopen in het verleden de vraagstukken waar voor wij werden geplaatst, zoveel mogelijk getracht op eigen kracht en vanuit onze organisatorische po sitie op te lossen. Daarmede hebben wij menigmaal succes gehad. Het wordt echter steeds moeilijker om oplossingen volgens het geijkte patroon tot stand te brengen. De economische verhoudingen binnen de bedrijfstak zijn zodanig gewijzigd, dat de besluitvorming in onze organisatie de medewerking vereist van de overgrote meerderheid der leden. De economische belangen zijn zo groot geworden, dat met een krappe meerderheid niet meer, zoals vroe ger, kan worden volstaan. De besluitvorming wordt er daardoor niet eenvoudiger op, doch het zou on juist zijn om hieruit te concluderen, dat de moge lijkheden van constructieve arbeid ten dienste van het film- en bioscoopwezen volledig zouden zijn ge blokkeerd. Een goed voorbeeld levert het besluit op om voor 1981 een extra bijdrage aan het Pro ductiefonds voor Nederlandse Films te verstrekken. Een dergelijke beslissing is geheel in de lijn van de traditie om de behartiging van het algemeen be drijfsbelang volgens het in onze statuten genoemde doel niet beperkt op te vatten, doch hieronder ook zaken te rangschikken die het filmwezen in ruime zin betreffen. Buiten onze eigen kring wordt aan besluiten slechts terloops aandacht besteed. Men vindt, dat de Bond dit soort dingen maar behoort te doen. Men beseft niet, dat het voor een privaat rechtelijke organisatie noch in ons land, noch in het buitenland gebruikelijk is om dit soort activi teiten te ontwikkelen. Zij zijn ook alleen maar mo gelijk dank zij de structuur van onze organisatie.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1981 | | pagina 4