FILMFONDS OP KOMST
december 1981 haar kabels heeft
afgesloten en in de nacht van 25
op 26 december de mogelijkheid
heeft geboden aan een piraat om
via de kabel een film uit te zen
den, waarvan de auteursrechten
bij derden berusten, heeft de ei-
seres de dwangsom verbeurd.
Voor een matiging van de dwang
som waren geen termen aan
wezig.
Opgemerkt moet worden, dat de
Nederlandse Bioscoopbond wel
degelijk getracht heeft met de
Leidse cai tot een schikking te
komen. Aan de Leidse cai is
voorgesteld de zaak te schikken
op f 40.000.--.
In de Leidse Courant van 21 mei
1982 leest men dan het volgen
de: "Daar zijn wij natuurlijk niet
op ingegaan", zegt de Leidse
wethouder J. Faassen in haar
functie van voorzitter van de
Leidse cai. "Wij hebben aan het
vonnis voldaan en dan leg je je
niet neer bij f 10.000.- minder,
dat is natuurlijk onzin". Dezer
zijds is er best begrip voor, dat
mevrouw Faassen in haar functie
van voorzitter van Leidse cai niet
zonder meer tegen haar bestuur
kan zeggen, dat wegens nalatig
heid f 50.000.- moet worden be
taald en dat zij derhalve alle mo
gelijkheden wil benutten om de
ze f 50.000.- in kas te houden,
inclusief een uitspraak van de
rechtbank.
Prudenter zou het geweest zijn
als zij zich dan van deze uit
spraken had onthouden. De heer
Olivier, verbonden aan de Ge
meente Leiden en als jurist actief
voor de Leidse cai, heeft weinig
waardering voor de houding van
de Nederlandse Bioscoopbond en
kennelijk alle begrip voor de hou
ding van de Leidse cai. Volgens
de heer Olivier overweegt het
College van Burgemeester en
Wethouders ernstig om in het
vervolg geen medewerking meer
te verlenen aan filmmaatschap
pijen die Leiden als decor voor
hun films willen gebruiken. Het
staat het College van Burgemees
ter en Wethouders (tot op zekere
hoogte) geheel vrij om te beslis
sen welke activiteiten er in hun
stad plaats mogen vinden. Het
moet gezegd worden, dat het
produceren van een film in een
bepaalde stad niet alleen geld
kost, maar ook geld binnen
brengt, zeker aan de plaatselijke
middenstand.
c. Als derde punt stelt de Leidse
cai dat de dwangsom gematigd
of liefst op nul gesteld moet
worden omdat zij zo "haar best"
heeft gedaan.
Zoals al eerder gezegd verklaarde
de President van de Rechtbank
daar geen termen voor aanwezig
te achten. Bovendien kan wor
den verwezen naar het eerder
gedane voorstel tot schikking.
Beslissingen:
De President:
Wijst de vordering af.
Veroordeelt eiseres in de kosten
van dit geding.
H.T.
Een paar jaar geleden werden plan
nen ontwikkeld om in ons land
een Filmcentrum te stichten. Dit
Filmcentrum zou de taak over
nemen van het Productiefonds voor
Nederlandse Films met betrekking
tot de promotie van de nationale
speelfilmproduktie alsook die van
het Ministerie van Cultuur, Recre
atie en Maatschappelijk Werk res
pectievelijk de Raad voor de Kunst
ten aanzien van de subsidiëring van
de korte kunstzinnige en culturele
film. Ook andere taken zou dit
'overkoepelend lichaam' moeten
vervullen.
De Nederlandse filmwereld was be
paald niet eensgezind in zijn reac
ties op deze plannen. Met name de
Nederlandse Bioscoopbond en de
speelfilmproducenten waren er
tegen gekant.
Alle nota's, beschouwingen en dis
cussies over het plan-Filmcentrum
resulteerden in het standpunt van
de Minister van C.R.M., toenter
tijd Mevr. M.H.M.F. Gardeniers, om
het plan voorlopig in de ijskast te
plaatsen en naast het Productie
fonds een Filmfonds te creëren dat
als opvolger moet worden gezien
van C.R.M, en Raad voor de Kunst
wat de verlening van bijdragen be-
treftaan filmmakers uit de C.R.M.-
pot 'korte kunstzinnige en cultu
rele films'. Er is echter dit verschil,
dat het Filmfonds ook lange films
kan financieren.
Blijkens een publicatie in de Staats
courant is de Ministerraad in zijn
vergadering van 16 juli akkoord ge
gaan met het ontwerp van een Al
gemene Maatregel van Bestuur die
de Minister van C.R.M, in staat
stelt de Stichting Fonds voor de
Nederlandse Film op te richten.
Het ontwerp wordt gepubliceerd
in de Staatscourant, waarna ge-
interesseerden binnen twee maan
den hierop kunnen reageren. Het
nieuwe fonds zal functioneren naast
het Productiefonds. De Staatscou
rant vermeldt, dat grote waarde
wordt gehecht aan intensief over
leg tussen de Fondsen. Op het ogen
blik is er overigens al een overlegor
gaan van Productiefonds en Raad
voor de Kunst om bij competentie
kwesties een oplossing te bieden.
Veel problemen doen zich daarbij
niet voor, zodat de vraag rijst waar
over de beide fondsen in de toe
komst 'intensief' moeten gaan pra
ten. Het is de bedoeling, dat het
Filmfonds een bestuur krijgt van
zes personen. Daarnaast is er een
fondsraad van vijftien leden, die het
bestuur over het te voeren beleid
heeft te adviseren. Voorts zijn er
een of meer adviescommissies die
het bestuur adviseren over de ver
lening van bijdragen en opdrachten.
De vraag wat functie en betekenis
van de fondsraad in de praktijk zul
len zijn, lijkt niet eenvoudig te be
antwoorden. En wat blijft er dan
over van de adviserende taak van
de Commissie Film van de Raad
voor de Kunst? Trouwens, de wat
ingeklemde positie van het bestuur,
dat omtrent beleidsvraagstukken
wordt geadviseerd door de fonds
raad en omtrent het eigenlijke sub-
sidiewerk door een of meer com
missies, is eveneens al een zaak
waarbij men vraagtekens kan plaat
sen.
Als onze informaties juist zijn,
wordt gestreefd naar een aanvang
van de werkzaamheden van het
Filmfonds op 1 juli 1983.