STICHTING BEDRIJFSPENSIOENFONDS VOOR HET
FILM- EN BIOSCOOPBEDRIJF
Verkort verslag over het jaar 1981
Algemeen
Volgens het jaarverslag 1981 van
het Bedrijfspensioenfonds voor het
Film- en Bioscoopbedrijf, dat on
langs is verschenen, betaalden 141
ondernemingen premie aan het
fonds. Deze premie had betrekking
op 1031 werknemers. Er waren 110
vroegere werknemers deelnemer in
het fonds met vrijstelling van pre
miebetaling wegens invaliditeit.
De premie bedroeg in het verslag
jaar 11 procent van de pensioen
grondslag. De pensioengrondslag is
het vaste loon vermeerderd met de
vakantietoeslag, maar zonder an
dere toeslagen, overwerkvergoedin
gen, gratificaties e.d.
De pensioengrondslag was in 1981
op jaarbasis— hoogstens f73.125,-
en in 1982 hoogstens f 75.075,-.
De werknemersbijdrage in de pre
mie van 11 procent is 3 1/2 pro
cent, de werkgeversbijdrage 7 1/2
procent van de pensioengrondslag.
Inkomsten en beleggingen
Het fonds ontving in het verslagjaar
bijna 3,5 miljoen gulden aan premie
en ruim 4,4 miljoen gulden aan op
brengst uit beleggingen. Deze in
komsten uiteraard verminderd
met betaalde pensioenen en admini
stratiekosten moeten worden gere
serveerd om de latere verschuldigde
uitkeringen te kunnen betalen. Eind
1981 bedroeg het kapitaal van het
fonds bijna 52 miljoen gulden. Het
wordt op verschillende manieren uit
gezet. Het wordt belegd in huizen,
hypotheken, onderhandse leningen
en effecten. Het meeste geld werd
belegd in leningen op schuldbeken
tenis, namelijk 87 procent, de rest
in hypotheken (11 procent), effec
ten (1 procent) en vaste eigendom
men (1 procent).
Het gemiddeld rendement van deze
beleggingen was in 1981 8,98 pro
cent. Bij het berekenen van zijn ver
plichtingen de premiereserve
gaat het fonds echter voor de veilig
heid uit van de veronderstelling, dat
het in de toekomst slechts 4 pro
cent rente zal maken. Het verschil
tussen de werkelijke rente van 8,98
procent en de rekenrente van 4 pro-
16
cent is de zgn. 'overrente' of rente
winst. Ook dit bedrag wordt toege
voegd aan de reserves en komt ten
goede aan deverzekerden in devorm
van toeslagen op hun pensioenen.
Welke pensioenen zijn verzekerd
In het kader van de gelijkstelling
van mannen en vrouwen heeft het
bestuur besloten om de toetredings
leeftijd met ingang van 1 januari
1982 voor mannen en vrouwen te
stellen op de eerste van de maand
waarin de 23-ste verjaardag wordt
bereikt. Eveneens is op die datum
de pensioendatum zowel voor man
nen als voor vrouwen gesteld op de
eerste van de maand waarin de deel
nemer 65 jaar wordt.
Om tot algehele gelijkstelling te ko
men hebben vrouwelijke gehuwde
werknemers ten behoeve van hun
echtgenoot voortaan aanspraak op
weduwnaarspensioen.
Tot 1 januari 1982 ving de verplich
ting tot deelneming voor vrouwelij
ke werknemers eerst aan bij het be
reiken van de 30-jarige leeftijd en
konden zij reeds op 63-jarige leef
tijd met pensioen gaan. Vrouwelijke
deelnemers die op 1 januari 1982
reeds 52 jaar of ouder waren, zijn in
de gelegenheid gesteld om te kiezen
voor de oude regeling, dat wil zeg
gen zij kunnen indien zij dit wensen
op 63-jarige leeftijd met pensioen
gaan en ontvangen dan tot hun 65-
ste jaar een tijdelijk ouderdomspen
sioen.
Het jaarlijks ouderdomspension dat
een deelnemer kan bereiken is 42
procent van de gemiddelde pen
sioengrondslag waarover tijdens de
deelneming in het fonds premie is
betaald.
Iemand die op 23-jarige leeftijd in
de bedrijfstak gaat werken en die
een weekloon heeft van f 520,-
bouwt in 52 weken f 270,40 aan
jaarlijks pensioen op (1 procent van
52 x f 520,-).
Als hij/zij tot de pensioendatum
deelnemer blijft en er geen wijziging
komt in het loon dan is een ouder
domspensioen verzekerd van 42 x
f 270,40 f 11.356,80. Als hij/zij
overlijdt krijgt zijn weduwe respec
tievelijk haar weduwnaar een pen
sioen van 70 procent van dat be
drag of wel f 7.949,76; heeft hij/zij
kinderen dan krijgt elk kind 14 pro
cent van het ouderdomspensioen
dus f 1.589,96 wezenpensioen per
jaar.
Als het loon van een werknemer of
werkneemster stijgt wordt de pen
sioengrondslag hoger, maar dat le
vert alleen voor de toekomstige
dienstjaren meer pensioen op. De
rechten die al opgebouwd zijn blij
ven achter. Het fonds tracht dit zo
veel mogelijk op te vangen door elk
jaar de reeds opgebouwde rechten
met een percentage te verhogen. Op
1 januari van de jaren 1967 tot en
met 1973 werden de rechten met
3 procent verhoogd, op 1 januari
1974 en 1975 met 4 1/2 procent,
op 1 januari 1976, 1977 en 1978
met 5 procent, op 1 januari 1979
en 1980 met 5 1/2 procent en op
1 januari 1981 en 1982 met 7 pro
cent.
De reeds lopende pensioenen wer
den met dezelfde percentages ver
hoogd. De verzekerden krijgen de
pensioenen naast de uitkeringen op
grond van de algemene ouderdoms
wet en de algemene weduwen- en
wezenwet.
Lopende uitkeringen
Aan het einde van het verslagjaar
had het fonds 709 gepensioneerden
met ouderdomspensioen. Samen
hadden ze recht op ruim
f 1.000.000,- jaarlijks pensioen. Er
waren 297 weduwen met in totaal
f 405.000,- aan weduwenpensioen.
Verder hadden 16 kinderen recht
op wezenpensioen tot een totaal
bedrag van f 9.300,—.
Het gemiddelde pensioenbedrag
wordt beïnvloed door hen die
slechts kort in de bedrijfstak werk
ten en dus maar een zeer gering
pensioen konden opbouwen.
Het bestuur
Het fonds wordt bestuurd door ver
tegenwoordigers van de werkgevers-
en werknemersorganisaties die het
fonds hebben opgericht.
Op 31 december 1981 hadden voor
de werkgevers zitting in het bestuur
de heren: L.M.J. de Groot, H. Mie-
dema (secretaris), W.J.A. van Roos
malen, J.Th. van Taalingen, CA.
Voskuil, F.H. Weyschedé, vacature.
Voor de werknemers waren dit: me
vrouw T. Atsma en de heren G.A.P.
Bovendeert, A.J. Engelsman (voor
zitter), B. Kalkhoven, W.P. van San-
te, D.J.H. Swart en F.H. Vellekoop.