rend veranderende omstandigheden.
Ook in de tussentijd als er nog niet
aangepast is, dienen de bestaande,
lichtelijk verouderde regels op een
soepele wijze te worden toegepast.
Bij dit alles moet ook voldoende
snelheid worden betracht, opdat
men niet achterraakt. Het kan hier
bij dus alleen om een tweezijdige
overeenkomst gaan: Aan de ene
kant zullen met name de grote groe
pen en dat is ook gebeurd zich
moeten verbinden om zich aan die
regels te houden en dat geldt na
tuurlijk voor alle leden. Aan de an
dere kant rust er op onze organisa
tie de verplichting om zich meer
dan vroeger, toen de veranderingen
elkaar niet zo vlug opvolgden, snel
aan te passen aan gewijzigde om
standigheden.
Nu zal het zeker nodig zijn om een
en ander ook in formele zin een
enigszins andere vorm te geven. Ik
denk dan ook, dat een van de eerste
taken van het Hoofdbestuur zal zijn,
U voorstellen voor te leggen betref
fende statutenwijzigingen. Deze sta
tutenwijzigingen zullen zeker onder
meer betrekking hebben op een
aantal afdelingen; ze zullen mijns
inziens ook betrekking moeten heb
ben op de wijze waarop een benoe
ming van een Bondsvoorzitter tot
stand komt. Zoals nu is gebleken, is
daarover in onze statuten te weinig
bepaald. Dat zal dus wat nader
moeten worden uitgewerkt, waarbij
naar mijn mening een belangrijke
rol van het Hoofdbestuur zeker op
zijn plaats is.
I k wil toch nog eens met U stil staan
bij de kwestie van de belangente
genstellingen die in bepaalde geval
len kunnen ontstaan. Dat is iets dat
naar mijn mening het bestaan of
niet bestaan van onze Bond uit
maakt. Men kan gemakkelijk zeg
gen, dat een lid zich moet houden
aan de regels die van algemeen be
lang zijn. Evenwel, men heeft ge
makkelijk praten, als een ander in
een situatie is gekomen, waarin hij
een groot bedrag nodig heeft en dat
bedrag ook kan krijgen, maaralleen
dan, als hij een reglementaire bepa
ling overtreedt. Hoe groter de nood
zaak om dat bepaalde bedrag te
krijgen, hoe moeilijker het wordt
om zich aan die regels te houden. I k
denk dat er eigenlijk maar één mo
gelijkheid is om een verkeerde ont
wikkeling te voorkomen en dat is
dat er bij alle betrokkenen het besef
wordt gecreëerd, dat uiteindelijk
het bestaan van de Bioscoopbond
als regelende instantie belangrijker
is dan individuele voordelen. Dat
zal echter niet gemakkelijk zijn, en
ik heb daar geen illusies over, want
die druk kan zeer groot zijn en men
kan, wanneer men daar zelf niet
voor staat, ook zeer gemakkelijk
zeggen dat iemand zich onbehoor
lijk gedraagt. Het gaat hier in feite
echter om de geloofwaardigheid van
onze organisatie. Die organisatie zal
dus de belangenbehartiging op mid
dellange termijn lange termijn is
altijd een beetje een dooddoener
toch wel heel erg duidelijk moeten
maken, dat wil zeggen de leden die
nen ervan overtuigd te zijn, dat zij
allen, dus ook de potentiële overtre
ders, voordeel hebben bij het opof
feren van bepaalde directe bronnen
van inkomsten.
Er is nog iets anders waar ik op wil
wijzen en dat naar mijn mening een
belangrijke taak is van onze organi
satie. De ontwikkelingen in de laat
ste tijd, de economische problema
tiek, allerlei andere ontwikkelingen
op maatschappelijk gebied, hebben
zeer veel ondernemers eigenlijk in
een richting gedrukt, waarvoor zij
althans de meesten niet hebben
gekozen. Men onderneemt, omdat
men vernieuwingen wil invoeren,
waarbij men bereid is een bepaald
risico op zich te nemen in de hoop,
dat men daarmee goed uitkomt. Een
bekend econoom, Prof. van der
Zwan van de Wetenschappelijke
Raad voor het Regeringsbeleid,
heeft laatst gezegd, dat door aller
lei omstandigheden de ondernemers
eigenlijk zijn gedreven in de richting
van een "defensief diplomatie-ma-
nagement". 1) Ik vond dat een heel
goede uitspraak, want het is inder
daad waar ik heb het zelf onder
vonden en ik weet velen van U
ook dat men zich afvraagt: "Ben
ik hier als diplomaat of als ambte
naar, of ben ik eigenlijk een onder
nemer? Waar moet ik mijn tijd aan
besteden?". Ik denk dat de Bio
scoopbond er een heel belangrijke
functie in heeft om een deel van dit
diplomatie-manangement van onze
ondernemingen over te nemen en
als een soort schild op te bouwen,
zodat de directies zich bezig kun
nen houden met datgene wat ze
behoren te doen, namelijk onder
nemen.
Ik heb zeker niet de illusie, dat de
komende tijd gemakkelijk voor ons
zal zijn. Het is niet alleen de terug
val van de koopkracht, die natuur
lijk niet uitsluitend en misschien
niet eens in de eerste plaats onze
bedrijfstak treft, maar het zijn ook
allerlei andere ontwikkelingen.
Hierbij is te denken aan de vele mo
gelijkheden die alle concurreren om
de vrije tijd en om de vrijetijds-gul-
den, en daarbij in het bijzonder aan
de nieuwe media in diverse vormen,
die evenzovele specifieke proble
men vormen. Aan de andere kant
wil ik toch niet nalaten er op te wij-
3