NIEUWJAARSREDE
uitgesproken door Wim Verstappen tijdens
de Nieuwjaarsreceptie van GIMS, NBF en
Afdeling Speelfilmproducenten NBB, in de
Cinetone Studio's te Amsterdam.
Als het getij verloopt, verzet men de bakens.
In 1985 vielen er zware klappen bij de
Nederlandse film; 1986 belooft ook niet ge
makkelijk te zijn maar wij durven de uit
daging aan.
Wij zien de uitdaging 1986 optimistisch tege
moet omdat wij in het afgelopen jaar heel
wat bakens verzet hebben.
Deze gezamelijke nieuwjaarsreceptie van
NBF, GNS en Afdeling Speelfilmproducenten
NBB geeft er blijk van. Filmmakers, het is
bekend, zijn hoogst eigenzinnige types,
straatvechters die elkaar het licht in de ogen
niet gunnen. In ons vak heerst de wet van de
jungle en daar zijn wij trots op. Maar toch
om te overleven, zelfs in de boksring, is af
en toe samenwerking geboden. Deze nieuw
jaarsreceptie is een manifestatie van dit
besef. Wij hopen dat het de eerste zal zijn uit
een serie; dat het zich tot een traditie zal
ontwikkelen.
Eén uitdaging in 1986 is dat er nog nooit zo
veel naar film gekeken is als nu, maar dat
deze enorm gegroeide markt eigenlijk minder
oplevert dan vroeger, en dat dit veranderen
moet.
Naar schatting staan er tegenover elke
bioscoopbezoeker twee mensen die de film
op video zien. Maar de videomarkt brengt
niet tweemaal zoveel op als de bioscoop.
Helemaal extreem ligt de verhouding tot
televisie. Tegenover elke bioscoopbezoeker
staan vijftien mensen die een film op televi
sie zien. Toch is tot nu toe de bijdrage van
de televisie in onze productiekosten margi
naal.
Gelukkig hebben wij in Nederland omroepen
die tegen elkaar moeten opboxen, en maken
wij films die bij het publiek geliefd zijn, Ne
derlandse films trekken op televisie ander
half tot tweemaal zoveel kijkers als buiten
landse, zodat de omroepen dieper in hun
buidel gaan tasten voor Nederlandse films,
een trend die in 1986 nog sterker zal wor
den. Dat moet ook, want het bioscoopbe
drijf kan niet doorgaan met het subsidiëren
van televisie.
Nog een uitdaging dit jaar zijn de heffingen
op nieuwe media. Sinds 1 juli 1985 betaalt
het Nederlandse publiek voor kabelrechten,
ook dus voor het filmaanbod, jaarlijks tegen
de vijftig miljoen gulden. In de jaren voor
1985 is dit geld ons door de neus geboord.
Maar goed, het is er nu, samen met het Bel
gische kabelgeld een pot van honderd mil
joen gulden per jaar, en hoewel de verdeling
nog een uitdaging is, ziet het er toch naar uit
dat uit deze kabelrechten jaarlijks enkele
miljoenen aan de Nederlandse filmmakers en
de Nederlandse filmbedrijvigheid ten goede
zullen komen.
Het kabinet heeft plannen voor een heffing
op blanke videotape, zoals die in Duitsland
bestaat en daar jaarlijks tientallen miljoenen
oplevert. Wij staan al klaar in de bokshou-
ding om hier de opbrengsten te beheren en
te verdelen.
Ook is er de uitdaging van auteursrechtelijke
heffingen op banden in videotheken, op tele
visietoestellen en video-apparatuur in
scholen en in openbare gelegenheden. Déze
heffingen gaan filmmakers nu zelf afdwin
gen, er zijn geen wetswijzigingen voor nodig,
het enige wat moet is dat wij bij de incasso
één hecht front vormen naar buiten, en
daarvoor hebben wij ons in 1985 georgani
seerd opdat iedereen die een film buiten
de bioscoop geniet ook een reële vergoeding
betaalt.
Er zijn twee methodes om een film te finan
cieren. De een is die waarbij de consument
betaalt als hij wat zien wil. Dit is de 'auteurs
rechtelijke heffing'. Dit systeem is uiterst
democratisch, als de consument niet zien wil
betaalt hij ook niet. Het is ook een uitdaging
voor de filmmaker en prikkelt tot grote in
spanning, want succes wordt beloond en mis
lukking komt hard aan.
Speelfilm is zo bijzonder omdat de financie
ring voor een belangrijk deel 'democratisch'
is. We moeten wel ons best doen.
In geen enkele vorm van eigentijdse cultuur
is de inzet van de makers zo groot als bij