film. Wij accepteren alle ongerief en nemen de grootste risico's om de film te maken die gemaakt moet worden. Niemand in de cul turele sector doet ons dat na. Een andere methode van financiering is via fondsvorming. Ook financiering door film fondsen is zeer belangrijk, want het betekent dat er risico's kunnen worden genomen en dingen gedaan kunnen worden die anders niet zouden kunnen. Het vervelende van fondsvorming is dat die niet in onze handen ligt, maar bij de politiek. De afgelopen jaren is er bemoedigende groei geweest in zulke filmfondsen, maar niet genoeg. Het is echt te gek, heren politici, dat waar heel Nederland aan de buis zit voor een 'eigen' speelfilm, de infrastructuur van onze industrie zich nauwelijks kan handhaven. De problemen waar onze laboratoria, studio's, productiebedrijven en ook onze bioscopen mee zitten worden niet alleen veroorzaakt door economische wetmatigheden maar ook door politieke keuzes waarvan de financiële consequenties op het filmbedrijf worden afgewenteld. Het is absurd dat via het Be drijfsfonds voor de Pers de nadelige gevolgen van de televisie voor onze dag- en weekbla den financieel worden gecompenseerd, ter wijl de Nederlandse film nog nooit een cent wiedergutmachung heeft gezien. Het is een uitdaging om de politici tot inkeer te brengen. Tot nu toe bedreven wij nauwe lijks lobby in Den Haag, de enkele keer dat het gebeurde waren wij vrijwel altijd te laat. Maar wij hebben geleerd en ons in het afge lopen jaar zo georganiseerd dat structureel lobbyen mogelijk wordt. Het gaat in ons vak echter gelukkig niet alleen om geld. De Nederlandse film staat op het ogenblik voor een zeer interessante uit daging, de uitdaging van de internationalisa tie. Moeten wij om groter te worden ons aan sluiten bij internationale groeperingen en onze films, mede met internationale sterren, in het Engels maken? Of moeten wij juist, om te blijven voortbestaan, onze films heel parochiaal op de Nederlandse markt richten en ons vastbijten in Nederlandse sterren en de Nederlandse taal? Wie het weet mag het zeggen. Tegen het idee van vol-Nederlandse films pleit dat er geen vol-Nederlanders meer be staan, ons volk is de laatste tientallen jaren behoorlijk geïnternationaliseerd, niet in het minst door het aanbod van niet-ondertitelde buitenlandse speelfilms op de kabel. Tegen het maken van internationale films in het Engels pleit weer dat een Italiaan nog altijd geen patatten eet en een Fransman geen spagetti, dus wat moet een Nederlander met een Engelse film. Niemand weet welke kant het op zal gaan. De resultaten van het filmpromotiebureau dat kortelings door veler inspanning eindelijk van de grond is gekomen, zullen zeker mede bepalen welke richting het op gaat. Mis schien ligt de tegenstelling niet zo absoluut als ik hem nu schilder. Mogelijk ontstaan er twee stromen in de Nederlandse film, net als in de muziek, een Engelse naast een Neder landse. Hoe dan ook, het wordt een interes sante en opwindende uitdaging. De Nederlandse film is volwassen geworden, hoorden wij de laatste tijd. Het was als com pliment bedoeld, maar is het dat wel? Is film niet juist dat kleine beetje onvolwassene, die provocatie, dat straatvechten, dat elkaar vliegen afvangen? Misschien waren we vol wassen geworden, maar het laatste jaar zijn we wel zo wijs geworden dat we weer weten dat wij een beetje on-wijs moeten zijn. Samenwerken is prachtig, maar zonder con flicten onder elkaar is ook niet leuk. Op deze receptie, manifestatie van eenheid, kunt U dadelijk tal van filmmakers informeel te woord staan over hun prachtige filmplannen, waarbij ze gaarne bereid zullen zijn meteen uit te leggen wat er mankeert aan de voorne mens van hun collega's. En zo hoort het ook. Wim Verstappen

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1986 | | pagina 11