VOORWOORD Het blad 'Film' verscheen in 1985 slechts eenmaal. Een markering van wellicht een dieptepunt in de communicatie met de leden en andere in het film- en bio scoopwezen geïnteresseerden, alhoewel de 'Nieuwsbrief', althans de leden van de voor hen benodigde noodzakelijke informa tie voorzag. Wanneer men het echter positief interpreteert kan men óók zeggen, dat dit dood tij in de algemene informatie voorziening een kentering betekende. Dit eerste nummer 1986 vormt daarvoor het bewijs. Als inleider van dit nummer kan ik consta teren, dat de auteurs, onafhankelijk van elkaar, opmerkingen maken en oplossingen aangeven, die van grote betekenis kunnen zijn voor een meer voorspoedige ontwikke ling van onze bedrijfstak. In alle artikelen wordt duidelijk gesteld dat de nieuwe media, waaronder ook de televi sie, niet de film als zodanig bedreigen, maar wel de financiering van de film. Het is ver heugend dat uit het artikel van drs. G.J. Kemme blijkt, dat ook de massacommuni catiewetenschap zich bewust is van dat kernprobleem. Oplossingen voor de ernstige problemen in de filmproduktie- en distributiesector zullen dan ook volgens de auteurs gezocht moeten worden in het verleggen van geldstromen van omroep en nieuwe media in de richting van onze bedrijfstak. Daarbij verdient het bioscoopbedrijf, dat nu 80 procent van alle inkomsten uit de film exploitatie levert, bijzondere aandacht. Uiterst plezierig is het te horen dat de Minister van Welzijn Volksgezondheid en Cultuur bij de opening van het 15e Film festival van Rotterdam zich bereid heeft verklaard hiertoe een aanzet te geven. Zijn concrete aanbod om het kopieënprobleem en de coproduktieproblematiek aan te pakken gaat echter aanmerkelijk minder ver dan de suggesties van de auteurs in dit nummer van 'Film'. In zijn verslag van het congres van de UNIC in Sevilla verwijst de Voorzitter van de Nederlandse Bioscoopbond, drs. J.Ph. Wolff, naar op wetgeving gebaseerde inves teringssteun voor het bioscoopbedrijf, Zowel Wim Verstappen als drs. G.J. Kemme bepleiten een overheveling van middelen uit de zogenaamde STER-pot, omdat het succes van het omroepreclame- monopolie mede drijft op de aantrekkings kracht van de speelfilm, waarvoor de om roep in verhouding tot de bioscoopexploi tant bijzonder weinig betaalt. Voor dit soort oplossingen, die de gehele bedrijfstak aangaan is politieke besluit- en fondsvorming noodzakelijk. In zijn in dit nummer afgedrukte Nieuwjaarsrede wijst Wim Verstappen op het probleem 'dat fondsvorming niet in onze handen ligt, maar bij de politiek'. Dat probleem zal mede het komende decennium de werk zaamheden van onze organisatie bepalen. De Nederlandse Bioscoopbond zal als buffer tussen overheid en filmbedrijfsleven zich moeten inzetten voor een economisch verantwoorde functionering van alle gele dingen. Ook naar de lagere overheden toe (VNG etc.) zal de Nederlandse Bioscoop bond als zodanig fungeren. Zeker nu Nederland momenteel het voorzitterschap van de EG vervult, dienen wij ons ervan bewust te zijn, dat ook zo'n nieuw beleid niet alleen nationaal, maar ook internationaal moet worden gevoerd. Terecht wijst Wim Verstappen erop, dat de Nederlandse film zowel cultureel als econo misch naar de internationale markt to- groeit. In zijn artikel over de export van de Nederlandse film gaat de heer J.Th. van Taalingen dieper op die ontwikkeling in. Gezien het internationale karakter van de film bestaat volgens drs. G.J. Kemme de noodzaak, dat binnen de Europese Ge meenschap de herstructurering van het bio scoopbedrijf integraal wordt aangepakt. De werkzaamheid van de internationale film- organisaties zoals die o.m. blijken uit het UNIC-verslag van de Voorzitter van de Nederlandse Bioscoopbond, vormt daar toe een aanzet.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1986 | | pagina 3