duur (uiteraard wel in investeringen). Het is dan ook geen wonder, dat er onvoldoende produet voor de bioscopen beschikbaar is. Door de vertegenwoordigers van onze zuster organisaties werd achtereenvolgens een over zicht van de situatie en problemen in de diverse landen gegeven. Een van de belang rijkste mededelingen kwam van de Italiaanse afvaardiging. In Italië is er een nieuwe wet (Lagorio-wet), die voorziet in een fonds ter verbetering van de bioscopen. Deze voor Italië unieke maatregel opent de mogelijk heid van een subsidie van 50 procent bij be paalde investeringen, zoals in nieuwe stoelen en geavanceerde geluidsapparatuur. De Itali aanse bioscoopexploitanten zouden er door in staat moeten worden gesteld, hun gemid deld wat verouderde theaters te modernise ren, en hun achterstand in de bouw van complexen in te lopen. Voor het beleid van de Nederlandse overheid ten aanzien van het bioscoopbedrijf is het zeker belangrijk, meer informatie te verkrijgen over deze wet en de wijze waarop zij tot stand is gekomen. In Frankrijk zijn er in 1985 enige nieuwe stimuleringsacties gestart met steun van het Ministerie van Cultuur. Het betreft een mani festatie op 14 juni, waarop men met één toegangsbewijs zo veel films kon zien als men wilde, en waarbij alle bioscopen de hele dag ononderbroken vol zijn ge weest. Een andere actie was op een zondag in september, waarop twee personen op één entreebewijs toegang kregen. Laatstgenoem de actie wil men in 1986 verleggen naar de m oeilijke maand juni. Een land, dat, wat onze bedrijfstak betreft, zoals bekend is, altijd in een uitzonderings positie heeft verkeerd, is Noorwegen. Gezien zijn relatief hoge bioscoopfrequentie (3,4), lijkt de daar voorkomende exploitatie door overheidslichamen eigenlijk niet nodig (afge zien van de vraag, of deze in principe wel wenselijk is). Behalve in de grote steden Oslo en Bergen, waar voor de belangrijke films tot 5 0 procent filmhuur wordt betaald, liggen de filmhuren daar laag: 35-37 procent en in kleine bioscopen zelfs 25-28 procent! De Duitse organisatie is er in geslaagd, met twee televisiekanalen een matiging overeen te komen betreffende het uitzenden van po pulaire films op vrijdag- en zaterdagavond. Het effect van die maatregel zal worden on derzocht. Zeer belangrijk zijn ook de onder handelingen met de overheid over steun aan bioscoopexploitaties, doch deze waren in ok tober nog niet afgerond. De situatie van de bioscoopexploitaties is in dit land mede zor gelijk door het te grote aantal doeken. Men verwacht dan ook een sterke vermindering van dit aantal in de komende jaren. De situatie in het land van onze gastheren, toen aan de vooravond van toetreding tot de EG, lijkt in verschillende opzichten bij de Westeuropese landen achter te lopen. Ondanks alle gastvrijheid, werden de con gresgangers niet uitgenodigd, bioscopen van onze Sevilliaanse gastheren te bezichtigen. Doordat een regeling betreffende een termijn voor video-exploitatie in Spanje tot nu toe ontbreekt, is bestrijding van video-piraterij bijzonder moeilijk. Dit gaat zo ver, dat sommige producenten zelfs samenwerken met piraten uit angst, anders helemaal niets uit de video-exploitatie te ontvangen. Mijn indruk is, dat dit land niet alleen wat onze bedrijfstak betreft in het kader van de EG nog met grote aanpassingsproblemen te kampen zal krijgen. Een moeilijkheid daar bij is zeker ook het daar vrij algemene gebrek aan talenkennis, dat het ook onmogelijk maakte, met de meeste van onze aardige gastheren in gesprek te komen. Zelfs de bur gemeester van Sevilla, een stad zo groot als Den Haag, sprak ons gezelschap in het Spaans toe. Zoals dat meestal bij dergelijke bijeenkom sten het geval is, waren ook hier de gesprek ken in de wandelgangen minstens even be langrijk als het besprokene tijdens de ver gaderingen. Buitengewoon interessant waren de mededelingen, die de voorzitter van de Zwitserse bioscoopbond mij heeft gedaan over de onderhandelingen in zijn land met grote Amerikaanse maatschappijen over een geheel nieuw stelstel van filmhuur-bereke- ning, en zijn toezegging, vertegenwoordigers van de Nederlandse Bioscoopbond daarover uitvoerig te informeren, zodra deze onder handelingen geheel zijn afgerond, hetgeen vermoedelijk vóór de zomer het geval zal zijn. Opmerkelijk en ons bekend in de oren klinkend was ook de klacht van de vertegen woordigers van de Duitse bioscoopbond over de houding van de Pers. Volgens hen zijn ongeveer 300 van de ca.

Historie Film- en Bioscoopbranche

Film | 1986 | | pagina 5