De Nederlandse Bond van
Bioscoop- en Filmondernemingen
zeventig jaar
MM)fOJAAlP
Drs. J.Ph. Wolff
Op 11 februari 1918, dus precies zeventig jaar geleden, zijn enige exploi
tanten op initiatief van de heer Hamburger overgegaan tot de oprichting
van de Bond van Exploitanten van Nederlandse Bioscoop- Theaters. Deze
Bond, waartoe drie jaar later ook de filmverhuurders toetraden, is weliswaar
opgericht in een bovenzaal van Café Schiller, maar het is toch Krasnapolsky
geweest waarbinnen zich de volwassenwording van onze organisatie heeft
voltrokken. Deze plaats is voor ons historische grond; reden waarom dit
gebouw als de meest aangewezen plaats voor de viering is gekozen. Hiervoor
was des te meer reden, omdat niet alleen de oudsten onder ons, maar ook
bedrijfsgenoten van middelbare leeftijd blijvende herinneringen hebben aan
het gebeurde binnen deze muren, met name aan de filmbeurs en de leden
vergaderingen.
Ik zou het mooi gevonden hebben, als ik had kunnen zeggen, dat de oprich
ting van zeventig jaar geleden louter gebaseerd is geweest op het inzicht,
dat ook een bedrijfstak met een grootse toekomst een belangenorganisatie
nodig heeft. Hoewel, naar ik aanneem, ook overwegingen van die aard een
rol hebben gespeeld, zijn het toch concrete moeilijkheden geweest, namelijk
de vermakelijkheidsbelasting en keuringsmaatregelen, die de oprichters tot
hun initiatief hebben gebracht. Dit initiatief heeft, vooral na de toetreding
van de filmverhuurders en later ook van de filmproducenten in elk geval
wèl verstrekkender gevolgen gehad dan de aanpak van enige toen bestaan
de problemen. Er is inmiddels een vrijwel unieke organisatie uit ontstaan,
die nu - zeventig jaar later - de potentie heeft om in de voor ons liggende
periode zonder Europese grenzen en met grenzeloos lijkende technieken
de economische en culturele belangen van het filmbedrijf te behartigen,
Bij een gelegenheid als deze is het onontkoombaar ook stil te staan bij de
historie, Tien jaar geleden, ter gelegenheid van het zestigjarig bestaan van
de Bond, is er over de geschiedenis tot toen een door de heer Van Taalingen
geschreven boek verschenen: 'Nederlandse Bioscoopbond 60 jaar. Een
documentaire over de Nederlandse Bioscoopbond en het daarin georgani
seerde film- en bioscoopbedrijf'. Ik meen daarom nu te kunnen volstaan
met het belichten van enige belangrijke ontwikkelingen in de afgelopen tien
jaren.
De waarheidsliefde gebiedt bij dit overzicht ook de minder prettige gebeur
tenissen niet onvermeld te laten en wel hetgeen direct heeft geleid tot de
herstructurering van onze organisatie. Niet licht zullen degenen die het
hebben meegemaakt de gebeurtenissen in april '84 en het daaraan voor
afgegane vergeten. Ontmoedigd, gedeeltelijk zelfs gedemoraliseerd door
de vrij abrupt slechter geworden bedrijfsuitkomsten, ontlaadde zich toen
veel misnoegen jegens de N.B.B. Hierbij was de aanleiding tot deze ontlading
- achteraf bezien - minder belangrijk dan velen toen hebben gedacht. De
structuur van de Bond, die niet was aangepast aan de toen al sterk naar
voren komende concentratie in de bedrijfstak, en met name een hoofdbe
stuur dat op een zwak regeeraccoord berustte, bleken niet bestand tegen
de spanningen.
Een analyse van de problemen en de wijze waarop deze zijn opgelost kunnen
wellicht in een volgend historisch werk over de N.B.B, worden opgenomen
- misschien zal de heer Van Taalingen zich geroepen voelen bij het vijfen
zeventigjarig jubileum van de Bond een vervolg op zijn boek te schrijven;
vast staat echter, dat de organisatie voldoende vitaliteit heeft gehad om
deze crisis te overwinnen. Die vitaliteit kwam voort uit het uiteindelijk wel
begrepen eigenbelang van verreweg de meeste leden, maar ook uit de
goodwill die de achtereenvolgende besturen en bestuurderen hebben opge
bouwd. Bij een gelegenheid als deze is het goed daarop met dankbaarheid
terug te zien.
De crisis van 1984 heeft ook goede kanten gehad. Onder normale omstan
digheden zou het vermoedelijk niet mogelijk zijn geweest de organisatie in
een zo betrekkelijk korte tijd zodanig te herstructureren dat zij - zoals nu
het geval is - in staat is om een slagvaardig beleid te voeren. Het is zeer
wel mogelijk dat er later, d.w.z, inmiddels, nog grotere problemen van
structurele aard zouden zijn ontstaan, als de zwakte van toen niet aan het
licht was gekomen.
Beziet men de achter ons liggende tien jaren, dan is er een andere opval lende
ontwikkeling te noemen, namelijk de gewijzigde situatie rondom de filmcul
tuur en de rol van de N.B.B, daarbij. Hierbij is naar mijn mening sprake van
twee tegengestelde ontwikkelingen.