citeitscampagnes maar zeker ook aan de uit
zonderlijke kwaliteit van de film. Als regis
seur werd Charles Crichton aangetrokken,
een oude rot in het vak die bij de voormalige
Britse Ealing Studio's een groot aantal on
derhoudende komedies maakte. De ruime
ervaring van Crichton, die met name tot
uiting komt in een feilloos gevoel voor visu
ele humor, maakt 'A Fish Called Wanda'tot
een voorbeeld in z'n genre. Cleese blijkt met
zijn casting van 'horror queen' Jamie Lee
Curtis als Wanda en Kevin Kline, tot nog toe
schitterend in serieuze rollen, als botte Otto,
een uitstekende neus te hebben voor ko
misch talent. Beiden spelen volwaardige
hoofdrollen naast Cleese als de uit de band
springende Archie Leach (overigens de
echte naam van Clark Gable) en Michael
Palin (ook Monty Python) als Ken.
De grootste lof verdient het ongelooflijk
vindingrijke scenario boordevol hilarische
details. Ook Cleese's vertrouwde wreedhe
den komen weer aan bod: Otto eet succes
sievelijk de vissen uit Kens aquarium op om
informatie uit hem te wringen en de hondjes
van de getuige komen elk op een even
speelse als gruwelijke manier aan hun eind.
Aardig is dat het commerciële oogmerk van
de film samenvalt met een klein scheutje
'engagement': Cleese werpt zich op de tegen
stellingen tussen Engelsen en Amerikanen
en neemt beide volkeren flink op de korrel.
Leach is de dorre Engelsman in z'n keurslijf
van fatsoen, meer dood dan levend zoals hij
zelf later inziet. De koele, berekenende
Wanda en haar opportunistische, opper
vlakkige 'broer' Otto vertegenwoordigen de
Amerikaanse volksaard. Engelsen en Ame
rikanen krijgen zo de gelegenheid te lachen
om elkaar (en zichzelf?), wij Nederlanders
gniffelen veilig buiten schot om allebei.
Ter afsluiting van een jaargang (waarin dus de films zijn opgenomen
die dat jaar uitkwamen en niet zoals om commerciële reden wel ge
beurt de films van 1988 in een jaarboek 1989 vermelden) worden di
verse indexen gemaakt.
Naast alle titels (originele en distributie-titels) treft men daarin ook
de regisseurs aan en sinds kort een overzicht van alle soundtracks
van de betreffende films.
Het streven naar compleetheid lijkt aardig te lukken. In de laatste 5
jaar zijn slechts 4 films gemist.
Dat alles bij elkaar is nogal wat, maar toch nog niet genoeg want
sinds een aantal jaren worden behalve de betreffende films ook jaar
lijks zo'n 30 video-premières besproken. Een bescheiden keus uit
dat overstelpende aanbod, waarbij criteria liggen in het gegeven of
de videoband een voor het theater bedoelde film is (dus geen t.v-
films), op enigerlei wijze interessant is en mogelijke kwaliteiten
heeft. Slechts één categorie wordt uitgesloten en dat is porno. Niet
vanwege morele overwegingen, maar simpelweg omdat het weinig
zin heeft de credits te geven van een type film waarbij niemand erom
vraagt, een inhoud te beschrijven die geen rol speelt en een waarde
ring te noteren die elke keer dezelfde zou zijn. Toch is dat wel anders
geweest en daarmee zijn we aangeland bij de historische ontwikke
ling van FID.
HISTORISCHE ONTWIKKELING
Ten tijde van een breed uitpakkende filmkeuring bleek er in de jaren
vijftig wel degelijk behoefte aan een katholieke nakeuring. De Katho
lieke Filmactie (KFA) wilde haar achterban in veel gevallen nog wel
eens duidelijk maken hoe geschikt of ongeschikt de roulerende films
waren en publiceerde zogenaamde documentatiekaarten. Daarin
stond de nakeuring (afkomstig van het Katholiek Filmcentrum en
heel wat strenger dan die van de Rijkskeuring) en de advisering om
trent geschiktheid centraal. Dat resulteerde in opvallende toevoegin
gen als 'Geschikt voor (enigszins ontwikkelde) volwassenen' (The
Hitchhiker-1952) of 'Als studie-object toelaatbaar met zeer ernstig
voorbehoud' (bij re-issue van 'Der Blaue Engel'). De documentatie
kaarten werden na verloop van jaren gebundeld tot repertoria waar
van er in de periode 1952 -1970 zes verschenen. De toevoegingen
wijzigden geleidelijk maar duidelijk in de richting van positieve aan
bevelingen, terwijl na de opheffing van de K.FC.-keuring overgegaan
werd op een F.I.D.-advies van gelijke strekking. Naast de summiere
credits-gegevens, de korte inhoud (met nadruk op kort) moest de
waardering ook in korte vorm gestalte krijgen en dat was de reden
dat F.I.D. vanaf 1970 overstapte op een losbladig systeem dat meer
ruimte bood. In een Bordeaux-rode ringband verschenen dat jaar
271 beschrijvingen die behalve de bekende en dus wat uitgebreidere
onderdelen bevatten, ook een waardering in kleur meekregen. Het
aantal gele (een 'must') coderingen werd verre overtroffen door de
grijze ('redelijk') en oranje ('van weinig tot geen waarde').
Speciaal gericht op een ieder die zich met filmvertoningen in bios
coop of anderszins bezighield, filmkringen en later filmhuizen maak
ten dankbaar gebruik van de verzamelde gegevens en heel wat pro
grammaboekjes werden -vaak zonder bronvermelding- met de be
sprekingen uit FID in elkaar gezet. Die anonimiteit was gedeeltelijk
veroorzaakt doordat de recensies niet op naam waren gesteld en dat
werd naarmate de besprekingen in lengte en diepgang groeiden ook
door de samenstellers als een probleem ervaren. Hoofdredacteur
Jos Boesten introduceerde dan ook in de jaargang 1972 een team
van 9 recensenten w.o. J.Fortuin van 'De Tijd' die voortaan met hun
initialen voor hun mening uitkwamen. Jarenlang werkte dat systeem
zo en konden telkens zo'n 300 films in een jaargang worden opgeno
men. Slechts een enkele wijziging werd ingevoerd; een groene code
ring gaf die films aan welke net niet tot de besten behoorden en per
jaargang werd meer ruimte veroverd, hetgeen de functie van FID ten
goede kwam.
Al die westerns, psychologische drama's, epische vertellingen, musi
cals, thrillers, science fiction en komedies vonden hun plaats en ver
eisten soms een specialistische aanpak. Bij karate-films en vooral
horror kon bij zoveel overkill nog slechts de ware genre-liefhebber
zich een oordeel vormen. De baarlijke nonsens die bijvoorbeeld Eri-
que Rebel over zich heeft laten komen tartte bijna elke beschrijving.
Slechts met een dijk van opgepoetste epitheta kon hij zich teweerstel
len. Een andere specialisatie vormden de besprekingen van Peter
Cuypers die als voormalig KFA-directeur en toenmalige voorlichter
van de NBB zijn sociologische inzichten mede door de loskomende
stroom porno-films wilde onderbouwen.
Ten tijde van het hoofdredacteurschap van Rebel had KFA-directeur
Boesten de handen vrij om de fusie met de Christelijke Filmactie
vorm te geven en werd FID meer en meer gedeconfessionaliseerd.
Het redactiestatuut werd echter zo kort en bondig dat bij een latere
identiteitsbepaling van de KFA (in 1982 toen de overheid nog meer
fusies in het verschiet had) nadrukkelijk de levensbeschouwelijke
kant door het Bestuur als een gemis werd beschouwd. Van een res
tauratie is het niet gekomen. Daarvoor liep de door André v.d.Louw
bestuurde WVC-trein te snel in de richting van het Landelijk Onder
steuningsinstituut Kunstzinnige Vorming, waarbinnen in 1984 naast
een aantal landelijke instellingen op het terrein van Kunsten Kunste
ducatie ook de KFA/CEFA en de Stichting Audiovisuele Vorming (het
voormalige Instituut Film en Jeugd) werden opgenomen.
FID onderging een face-lift en profileerde zich als een gedegen docu
mentatie- en informatie-systeem. Hoofdredacteur JacquesA. Fren-
kel kon een en ander voortaan visueel laten illustreren. Een nieuwe
lay-out gaf nog meer ruimte aan de drie onderdelen en naast de wat
breder opgezette credits kon in de besprekingen de eigen mening
volledig onderbouwd worden. Ondergetekende, die J.A.F, in 1986
opvolgde, is er inmiddels achter dat met het aantrekken van nieuwe
recensenten uit de filmjournalistiek de professionaliteit verhoogd is,
maar ook dat vele veranderingen en verbeteringen in het blad zich
kennelijk aan het oog van filmminnend Nederland onttrekken.
Harry Peters,
Hoofdredacteur FID
Film Informatie Documentatie (FID) verschijnt zes maal per jaar in losbladige afleve
ringen.
Abonnement 62,50; CJP 55,--.
34