"De Uitkijk"
MASSA VERSUS INDIVIDU
Met name het Amerikaanse filmaanbod beheerste de filmprogram
ma's in de Nederlandse bioscopen; de 'slapsticks', de 'wild-west'
films, de 'vamp en perfect lover' films; allen produkten uit de Holly-
woodse droomfabrieken. Vele films waren grote publiekstrekkers en
dus grote kassuksessen. Maar met film-als-kunstuiting hadden ze
niets van doen. Laat staan, dat deze films - destijds - een maatschap
pelijk relevante boodschap zou bevatten. Het grote filmpubliek had
daar wellicht ook geen behoefte aan; zij zocht slechts ontspanning
na een lange werkdag.
Toch werden er in bijvoorbeeld Duitsland zogenaamde expressionis
tische films geproduceerd; door de medewerking van beeldende
kunstenaars en regisseurs-met-artistieke-pretenties, konden enige
films boven de bestaande middelmaat worden uitgetild. Althans naar
mening van enige filmcritici en intellectuelen; zij hadden zo langza
merhand de buik meer dan vol van die hun inziens oppervlakkige
Amerikaanse filmprodukten. Voor wat Nederland betreft mogen drie
namen zeker niet ontbreken: de studenten Menno ter Braak en Hen-
rik Scholte, en de al eerder genoemde recensent L.J. Jordaan, die,
als filmcriticus bij het weekblad 'De Groene Amsterdammer' er mede
voor zorgde, dat een wat breder publiek er in ieder geval van op de
hoogte gehouden werd, dat er ook nog films bestonden, die enige
esthetische kwaliteiten bevatten. Roependen in de woestijn? Wat
konden hun ware motieven zijn? Lag aan dit alles niet een zeker anti-
Amerikanisme ten grondslag? Want per slot van rekening waren
vooral de Amerikaanse films grote suksessen. Waar echter qua in
houdsanalyse - en dus discussie - niet veel eer aan te behalen viel.
Hoe dan ook, ook de avant-garde zou zich gaan bezighouden met de
film als kunstuiting.
De op een mythe gebaseerde film 'Die Nibelungen', geregisseerd
door Fritz Lang in 1924 werkte volgens Jordaan 'op ons als intellec
tuele brigade der filmkijkers als een klaroenstoot'. Maar eerder al,
vanaf ongeveer 1921 toonden tijdschriften als 'De Stijl', 'De Vrije Bla
den' en de 'Internationale Revue 110' warme belangstelling voor de
experimentele film. Het publieke bereik van deze films was echter
zeer klein; voor de overheid was er vooralsnog geen aanleiding om
dit type films met een ander (keurings-)oog te bekijken.
Geheel anders lag dat met de speelfilms van Russische cineasten,
zoals S.M. Eisenstein; zijn film 'Pantserkruiser Potemkin' uit 1925
wekte bij een wat groter publiek belangstelling omtrent het politiek-
revolutionaire gebeuren in Rusland; de film als verzet tegen de bour-
goisie. Volgens vele gemeentebesturen een iets té grote belangstel
ling. De film 'De Moeder' (handelend over de opstand van het volk te
gen het Staatsregime) van dezelfde Eisenstein werd dan ook verbo
den voor publieke vertoning; zowel de overheid alsook de bioscoop
directeuren hadden wellicht niet al te veel op met al te revolutionaire
sympathieën (met Troelstra november 1918 wellicht nog iets te vers
in het geheugen?).
De studenten Scholte en Ter Braak organiseerden niettemin binnen
de kunstenaarssociëteit 'De Kring' te Amsterdam in de nacht van 12
op 13 mei 1927 een besloten filmvoorstelling van 'De Moeder'. Inval
van de politie; een bij de filmvoorstelling aanwezige wethouder, die
telefonisch overleg pleegde met de burgemeester; alsnog de toe
stemming om de film te vertonen; een overmatig enthousiast intel
lectueel publiek dat zich niet wilde laten bemoederen, en bovendien
het huidige bioscoopfilmaanbod in het geheel niet kon appreciëren;
ziehier de voedzame bodem, waaruit een publiek zich organiseerde
tot een filmliga; nee, tot 'De Nederlandsche Filmliga'!
FILMLIGA ALS LEGITIMERING
De kern van het Manifest van de Nederlandsche Filmliga (officieel op
gericht op 17 september 1927 met Koninklijke goedkeuring) luidde:
"Eens op de honderd keer zien wij de film. Voor de rest zien wij: bios
coop. De kudde, het commerciële regime, Amerika. Kitsch. In dit sta
dium zijn film en bioscoop eikaars natuurlijke vijanden. Ons geloof
in de zuivere, autonome film, de film als kunst en als toekomst, is
nutteloos, als wij niet zelf de zaak ter hand nemen. Wij willen dat..."
Hoe? Door het samenstellen van lokale Filmliga-afdelingen; door het
uitgeven van een eigen maandblad 'De Filmliga'; door het organise
ren van filmmatinée's, waar de nieuwzinnige films vertoond worden.
- Zodat het meer intellectuele publiek zich niet meer behoeft te scha
men om naar de bioscoop te gaan?? Want, volgens velen, hadden de
heersende begrippen omtrent cultuur en volksontwikkeling uitge
maakt, dat de film een onwaardige en schadelijke uitwas voor de mo
derne civilisatie betekende, en dus door de ontwikkelde mens met
een gebaar van afkeer, spot of medelijden afgewezen diende te wor
den.
En zeker, de Filmliga bood alle ruimte aan hen, die de film als kunstui
ting graag opgenomen zag worden in de discussies omtrent vorm en
richtingen in de kunst; expressionisme, surrealisme, realisme enzo
voorts. Hetgeen ook is gebeurd, met alle aandacht van dien in Neder
landse en buitenlandse tijdschriften, waaronder het toonaangevende
filmvakblad in Europa 'Die Filmkurier'.
Edoch, wat moeten we ons nu concreet voorstellen bij de effecten
van de Filmliga-aktiviteiten? Het organiseren van de verschillende
Filmliga-afdelingen verliep overigens vrij moeizaam; vooral in de wat
kleinere steden werden de nieuwzinnige films vaak niet begrepen, en
gewaardeerd. Over het aantal filmliga-leden bestaat geen absolute
zekerheid; de schattingen lopen uiteen van 2500 tot 4000; de Am
sterdamse en Rotterdamse afdelingen waren verreweg het grootst.
22